rleeft; die wereld, wier ruime
kringen het gebied der natuur, van het zedelijk bewustzijn, der rede,
der kunst omvatten, het ware _leven_, dat zich in gevoel, in daad en in
denken uit, maar toch altijd een is.
Ook de zon was op hare schijnbare reis om de wereld. Zij was aan de
_Waag_ gekomen, en in gelijke schalen lagen dag en nacht tegen elkander
opgewogen. De herfst was begonnen. Mijn eerste reisdag is een herfstdag,
en gij moogt boven dit blaadje zetten:
HERFSTDRADEN.
Van den eenen boom naar den anderen, of zacht gewiegeld op de golvingen
der lucht, dwarlen de herfstdraden der phantasie, licht bewogen door
elken luchtstroom, verguld door de zon, als een teeder weefsel
gevlochten over het ruim der aarde. Het zijn geen touwen, vriend, waar
men eene katoenbaal mede kan ophijschen in het pakhuis--maar snaren kan
men er van maken, wier trillingen liefelijk en bevallig klinken in de
wereld des goeden en schoonen.
Als gij maar niet zegt, dat zij langdradig zijn, of dat het maar rag van
spinnen is.
Daar zat er eene--eene spin meen ik eene groote, achtbeenige,
diklijvige. Tusschen de ranken van een weelderigen wilden wingerd, die
langs het raamkozijn oploopend, in steeds geler, bruiner en vuriger
tinten, tot gloeiend rood toe, voortklom naar het dak, had zij hare
webbe uitgespreid. Zij had haar middelpunt gekozen, en daaruit vele
stralen getrokken als de spaken van een rad, en van de eene spaak op de
andere klimmend, met den kleverigen draad achter zich, verbond zij die
de eene aan de andere, den eenen veelhoek om den anderen scheppend,
totdat het geheel was afgeweven, en zij zich in het middelpunt plaatste
als de vorstin des rijks. De onnadenkende kleine vliegjes, met zilveren
en lichtgroene vleugeltjes, bijna onstoffelijk fijne wezentjes,
fladderden op de schoone kleuren van den wilden wingerd af en raakten
jammerlijk in het kleverige net verward en vastgeplakt. De
spin--koningin bleef gerust in haar middelpunt hangen, en zag met
welgevallen haar voorraad toenemen en de vruchtelooze worstelingen der
arme kleinen. Alleen, wanneer eene groote vlieg in de spaken van het
wiel verward raakte, rende zij, trillende van drift, op haar af en
omwond de gevangene met haar onuitputtelijken voorraad van draadstof.
Ik moet bekennen, dat ik iets zeer stuitends vond in de wijze, waarop de
arme kleine vliegjes, die niets verlangd hadden dan een weinig te rusten
en te eten van de schoone bladeren, door den barbaar werden ge
|