vangen en
gemarteld; dat hare stuiptrekkende pogingen om zich te bevrijden mijn,
gemoed in beweging brachten.
Wat, dacht ik, doet zulk eene vuile spin in de wereld? Hebt gij niets
beters te doen, dan schoone vliegjes te martelen? Is dat uwe eenige
levensbestemming? Zal ik dulden, dat gij voortgaat met uw barbaarsch
werk, en niet liever de onnoozele slachtoffers uwer vraatzucht
verlossen?
Een duw met mijn stok, en het weefsel hing gescheurd ter neder. De spin
liet zich pijlsnel vallen. Nu, daar is kunst aan noch moed, als men
weet, dat men toch aan een draad uit zijn lijf blijft hangen en niet
dood valt. Echter, in het weefsel der verschillende aandoeningen, die in
dat oogenblik in mij heen en weder werkten, was een draad van berouw.
Het verstand schijnt eerst terug te keeren, als de dwaze daad bedreven
is,--en eene dwaze daad was het, de arme koningin zoo ruw uit haar rijk
te stooten.
Ook een draad van beschaming liep er door het weefsel--ik kon niet eens
herstellen, wat ik misdreven had.
De gevallen koningin, zittende op de bouwvallen van haar kasteel, deed
mij bittere verwijten.
--Gij vernielt mijn nijveren arbeid, gij hindert mij in mijn
levensonderhoud, gij, die zelf honderden onschuldige dieren verslindt!
en gij waant u wijs!--zei de verontwaardigde spin, zoo kwaad als ... als
eene spin.
--Gij zijt eene onbeschaamde, zeide ik, boos, want ik had
ongelijk;--verbeeldt gij u, dat gij in uw web het middelpunt der wereld
zijt, en dat alle arme vliegjes u ten dienste moeten zijn?
--Och ja, evenals gij, die dit ook denkt van uzelven. Of meent de mensch
niet, dat de aarde het middelpunt is van het om hem geschapen heelal en
hijzelf het allermiddelste egoistische punt, waar alles om draaien
moet?--De geheele wereld bestaat uit eene reeks van wezens, die elkander
opeten en uitzuigen; de meerdere den mindere, en die wordt op zijne
beurt door zijn meerderen verslonden. Vroeger aten de menschen elkander
ook op, maar sinds zij zoo geweldig in waarde gestegen zijn, dat is,
sinds zij elkander zoo hebben opgevijzeld, zijn zij te duur en eet men
ze niet meer. Maar dat belet niet, dat zij elkander toch uitzuigen, en
het zeldzame voorbeeld opleveren van individuen van hetzelfde genus, die
elkander vernielen. Als gij redelijk wilt zijn moet gij die groote wesp
daar verhinderen mij te verslinden en ook oppassen, dat die vogel, die
deze wesp wel zou lusten, haar niet vangt.
--Gij zijt zeer vernuftig, schijnt het; missch
|