De maatschappelijke wedergeboorte zal er eindelijk wel door gebaat
worden, zoo wij maar aanvangen met onze eigene, en daartoe moeten wij
allereerst beginnen met natuurlijk, eenvoudig en, waar te worden. De weg
om de natuur in ons te herstellen, om den strijd, die tusschen de
cultuur en haar schijnt te bestaan, op te heffen, loopt niet achteruit,
maar voorwaarts en hooger op. Geen terugkeer tot den oorspronkelijken
natuurstaat. Het is een valsch begrip, dat natuurlijkheid slechts bij
naiefheid te vinden is. Zij kan het gevolg zijn dier eigenaardige
afwezigheid van gekunsteldheid, en dan is zij naief, maar zij kan het
ook zijn van zelfkennis en zelfverbetering, van bewusten en overdachten
terugkeer tot waarheid, en dan staat zij veel hooger. Het is even
valsch, dat wij, om natuurlijk te zijn, tot den oudsten toestand der
menschen moeten terugkeeren, en, uit dit oogpunt beschouwd, wordt de
strijd tusschen cultuur en natuur steeds geringer. Want natuur is niet
enkel die eerste toestand, maar ook de volkomene evenredigheid des
menschen in zijne geheele ontwikkeling. Er is dus in den aard geen
noodwendige strijd tusschen natuur en beschaving, en als de laatste zich
in hare vele vormen en ontwikkelingen voor een tijd van de eerste
verwijdert, zullen beide toch hereenigd kunnen worden. Zooals alles in
de stof naar harmonie streeft, zal ook dit streven zich bij het
verstandelijk en zedelijk zijn openbaren. Eenheid is de grondtoon van de
stoffelijk genoemde schepping, eenheid zal het ook blijken voor de
niet--stoffelijke. Het probleem om natuurlijk te worden, om de natuur en
de beschaving in _Einklang_ te brengen, is dus te zoeken in het
afschudden van het juk eener valsche beschaving, in eene evenredige
ontwikkeling van alle vermogens, is te zoeken in den omgang met de
landschappelijke natuur om ons heen, eene onuitputtelijke bron van
waarheid en schoonheid, waarin wij ons nimmer met vertrouwen zullen
dompelen, zonder schooner en warer te verrijzen.
* * * * *
Weldra hoorde ik het getjingel van torenklokken en zag de hooge spitsen
der oude torens in de lucht steken. Onder de met starren bezaaide lucht
ligt de stad uitgestrekt, eene zwarte massa, wier onregelmatige silhouet
zich tegen de lucht afteekent. Als een evenbeeld van het natuurlijke,
blinkt uit de donkere massa der huizen een ander starrenheer in de
lichten der vensters, die ook als starren schijnen. Dat zijn de sterren
der beschaafde,
|