insterden vriendelijk en helder als
hunne oogen, zijne deur was gastvrij als hun hart: zijn uiterlijk was
altijd even net naar den aard mijner moeder, maar altijd even
ouderwetsch (behalve de groote ruiten, want mijnheer v. N. was een
vriend van licht) naar de onwrikbare begeerte mijns vaders. Mijnheer en
mevrouw v. N., waren dezelfde als altijd, met dit onderscheid, dat zij
jonger schenen te worden, toen ik te huis kwam.
Ik was geen halven dag in huis, of mijn vader had mij allerlei zeldzame
boekskens laten zien, nieuwe aanwinsten. Mijnheer Tjilp, oude trouwe
vriend, was er ook en vroeg, hoe mijne viool voer.
En Bella?
Wat bloost zij, als ik haar een welkomskus geef! en wat ziet zij telkens
steelsgewijze naar mij--ja, ik bemerk het wel--om te zien, hoe die
vroegere broeder en speelmakker van haar nu is.
Wat schoone maagd is er geworden van het kleine, tengere, zwarte kind!
Zij is nu twintig jaar, maar de omstandigheden harer kindsheid hebben
haar verstand vroeg gerijpt. De zwarte haren hebben den gloed van
gitten, met een nauw merkbaren bruinen weerschijn; de donkere oogen, in
helder en zacht blauw liggende, worden door lange pinkers in fluweelen
schaduwen en diepten gehuld of schitteren helder en lief in het licht.
Het geheele gelaat doet denken aan den heerschenden toon in Rembrandts
stukken en men zou in sommige oogenblikken geneigd zijn, haar als eene
schepping van zijn penseel te beschouwen.
Zoo vond ik het te huis.
* * * * *
Wat ik mij verbeeld had omtrent Bella's vader en zijn levenslot was
behoudens een paar omstandigheden geheel verkeerd geweest. Hij was niet
gestorven. Toen de eerste vreemdheid onzer hernieuwde kennismaking
voorbij was, verhaalde Bella mij veel over hem. In zijne legende der
tweelinghuizen, had mijnheer v. N. op Bella's vader gedoeld en in
meester Egbert den rusteloozen zoeker geteekend. Hij had aldus gebruik
gemaakt van eene oude legende, die waarlijk veel overeenkomst van
toestanden aanbood.
Evenals meester Egbert was deze man--hij heette de heer Van
Randenrode--de wereld rond geweest in rustelooze omzwervingen, overal
geluk, rijkdom en eer zoekend, terwijl hij het eerste zeker te huis had
kunnen vinden en de beide laatste in zijne wilde ondernemingen versmeet.
Zijne vrouw was eene Engelsche; zij was te fijn van ziel en van gestel
om onder de veranderlijke nukken en bij den onbezonnen en wisselzieken
aard van dezen man te kunnen blijven leven
|