sattributen
toekent,--de raven Hugin (gedachte) en Munin (herinnering) zitten op
Wodans breede schouders,--en in die apotheose van het verstand ziet gij
reeds den wegwijzer, die altijd vooruit wenkt naar het land der
_kennis_. Dien weg, volgde de mensch en hoe verder hij kwam, des te
verder raakte de natuur van hem af. Daarom verdween ook eindelijk voor
hem die bovennatuurlijke wereld, die hij zich schiep, en zij keerde
terug tot de natuur. Ik had, bij het heengaan, van de hut een fraai
exemplaar van den donderbaard meegenomen en zoo kwamen mijne gedachten
op den schoonen Thunar, naar wien hij heet. Zoo keerden de natuurgoden
terug tot hun oorsprong, dacht ik, en hunne namen blijven zich slechts
aan natuurverschijnselen hechten. Al wat eens in deze zelfde streken
bovennatuurlijks leefde en heerschte, heeft voor zijne persoonlijkheid
een physisch leven teruggekregen.
De schoone jongeling Thunar, de machtigste met den grooten Wodan, de god
der hemelverschijnselen, rijdt niet meer met zijn gespan van
tandenknarsende bokken[5], raatlend door de lucht. Hij leeft alleen in
den donder; zijn machtige roede baard, waar de bliksem uit schoot, als
hij er in blies, is tot het plantenrijk overgegaan, en de donderwiggen,
die zijne krachtige vuist eens wist te slingeren, liggen rustig in de
aarde te slapen, waaruit de landman ze soms opspit; en de vriend der
oudheid bewaart ze. Bloemen en vruchten strooiend, rijdt Hertha niet
langer over de aarde. De kleine slimme Lichtalven en de booze, zwarte
Nikkers nemen aan der menschen handelingen geen deel meer en voeren geen
guitenstreken meer uit, maar in de lucht, in de planten, in de
waterpoelen en de dwaallichten hebben zij zich teruggetrokken. Vast
blijven de, vonken van Muspelheim nu aan het nachtlijk hemelgewelf
staan. De machtige Wodan zetelt niet langer in Asgard, het lot
besturend, de vader der poezie en der wijsheid, hij, die een zijner
oogen verpand had om uit Mimirs bron de voorzienigheid te drinken. Voor
de laatste maal heeft hij met Freya over het slagveld gereden om de
gevallenen te deelen; blijvend staat zijn Wagen in het noorder halfrond
onder de starren te blinken; en ook Freya drijft haar met katten
bespannen voertuig niet meer als liefdegodin door het luchtruim. De
wateren en wouden hebben hunne heilige huivering verloren;, de roerende
tragedie van den edelen, blonden Baldur, door den boozen, zwarten Loki
gedood, en zijne Nana, die uit weemoed sterft in zijns moeders scho
|