denkingen zoo juist
overeenstemmen met de gedachten, die mij toen bezielden.
Want gij klaagdet in uw antwoord over de maatschappij en het gezelschap,
in het algemeen over de samenleving. Juist deze zijn het, die mij
bijwijlen nopen, verademing te zoeken in de natuur, den ouden sleur te
ontvluchten en in eene omgeving van oprechtheid voor de gekunsteldheid
vergoeding te vinden.
Ik stem het u toe, dat zij ziek zijn, of, zoo wellicht deze stellige
uitdrukking te sterk is, dat zij niet gezond zijn,--en, zij willen niet
genezen worden. Dat is het geval bij zielszieken. Wie lichamelijk lijdt,
haast zich, van zijne kwalen bevrijd te wezen, maar de zielszieken
willen meestal niet genezen worden. Hoe zouden zij ook willen, daar hun
wil mede ziek is? Zij consulteeren en medicineeren er wel tegen, maar
voeden te gelijk dagelijks hunne kwaal, aanvullend, wat de geneesheer
wegnam, en gij kunt ze niet meer grieven dan door hun te zeggen: gij
wordt beter. Ook onze samenlevingsmensch is zielsziek. Door gemaaktheid,
conventie, oververfijning, die weekheid is geworden, door gebrek aan
hoogere overtuiging, door leugen en schijnzucht, en alleen waarheid kan
hem redden, waarheid en die schoone verschijning, waarin de waarheid
vleesch geworden is, de natuur.
Die onnatuur, dat geveinsde en gekunstelde, heeft ook het
gezelschapsleven verwaterd of bedorven. Onder conventioneele vormen
beweegt het zich voort op den stroom der meening, maar derft te veel de
geestesbezieling. Wat er zich tegen verheft is maar eene reactie van
onverschilligheid. Hoe dikwijls waart in de gezelschappen der wereld die
melancholische gestalte onzichtbaar, maar voelbaar om,--wilt gij haar
Hamlet of Shakespeare noemen,--met de bittere woorden op de lippen:
Hoe mat, oudbakken, geestloos schijnen
Der wereld vormen en gebruiken.
* * * * *
De algemeene beschaving berust te weinig op inwendige vorming, te veel
op uitwendige, en deze is het fatsoen, dat alles beheerscht, de afgod
van alle standen, naar wiens gunst allen streven, en het groote einddoel
der zedelijke opvoeding. Het spreekt overigens vanzelf, dat dit fatsoen
slechts tot het uitwendige leven beperkt is en tot het niet openlijk
schenden van de wellevenskunst.
Ten gevolge van dit alles heeft er ook in de taal en spreekwijze eene
geheele verschuiving van beteekenis plaats gehad. Een aantal woorden
heeft zijne kracht verloren, is verlept, verschaald, afgestompt e
|