elingen hooger op te mogen
klimmen, of zoo hij op eene hooge sport stond, terwijl hem de ladder
ontviel, zal ook hij, evenals de GROOTE GEEST VANOUDS, leeren zweven
boven den chaos van stof en vormen.
Tot zoolang, mijn waarde, nu de ladder Jacobs nog overeind staat, en wij
de sporten niet missen kunnen, zullen wij niet op de stof en de
zinnelijke wereld smalen, noch haar dooden in en buiten ons, maar liever
dat stoffelijke bestaan veredelen en zoo homogeen mogelijk maken aan den
geest, waaraan het gebonden is. Wij zullen ze niet beminnen met
ziekelijke gehechtheid, niet uitsluitend voor haar leven, maar wij
zullen ze toch vurig liefhebben die wereld van natuur en zinnen, waarin
wij zooveel schoons en goeds belichaamd zien, waarin zich uitdrukt al
wat de geest, werkt, waarvan ook de uitwendige vormen gemaakt zijn onzer
ouders, onzer vrouwen, onzer kinderen, en ook van u, mijn vriend.
Hierbij laat ik het voor het oogenblik; ik zend u mijnen groet, en
weldra, hoop ik, het vervolg mijner heiwandeling.
_Truly yours_
C. V.
* * * * *
II.
Ik was er niet geheel en al op onvoorbereid, carrissime, door u gehekeld
te worden om den weidschen aanhef van mijn eersten brief, die u niets
minder dan de gansche wereld door zou voeren, en waarin wij zoo lang op
een stuk heigrond en in het bespreken van een paar denkbeelden bleven
ronddraaien. En toch ben ik nog op die hei, en zal ik er u nogmaals
heentronen.
Quousque tandem....![5] zoudt ge mij plagen met den al of niet
Ciceroniaanschen uitval tegen Catilina.
Stil!--de ontboezeming is eene mimosa, raak hare teedere bladeren niet
aan: en daarenboven, ik weet immers toch, dat, wat uw vernuft ook
spotte, gij evenwel met mij deelt in het genot van het schoone, vrije
natuurleven; ik weet immers toch, dat gij het mij niet zult
tegenspreken, hoe men op een beperkt stuk gronds, in eenen toestand eene
wereld van gedachten of gewaarwordingen kan beleven.
Weet dan, dat ik die wereldreis koos om in onzen geestesomgang geen
nauwe grenzen te hebben, maar ruimte, waar gemoed en verstand stoeiend
of ernstig konden omzweven in zoo wijde banen als zij zouden gelieven.
Ik voor mij kan er nog geen afstand van doen, onder mededeeling aan u,
het rijke levensgenot te herdenken, dat mijne natuurbeschouwing mij
schonk op dien herfstdag. Te meer, omdat uwe be
|