FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164  
165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>   >|  
n, de linksche sterk geteekend door het rusten op het been aan die zijde, achteloos met eene dikke stof als rok omhangen, die de bruingebrande, maar fijne enkels zien liet, terwijl de voeten scholen onder de heistammen,--zoo was zij een beeld van slechts even gerijpte jeugd, slank, lenig, veerkrachtig, een natuurkind met eene merkwaardige sierlijkheid en harmonie van verhoudingen in hare vormen. Straks bukte zij, en zich in een kleinen waterplas spiegelend, ging zij de dicht en rijk groeiende, los golvende, blonde haren bijeenvlechten. Eerste daad van een nog duister, maar zachtkens uit zijn natuurslaap oplevend zelfbewustzijn. Wat ging er bij die handeling om in het hoofd van dat natuurkind, geboren en opgewassen in de eenzaamheid? Zoo mogen wij wel vragen, als wij bedenken, dat zij in den leeftijd was, waarop wat het sterkst heerscht de verbeeldingskracht is. Wat al visioenen kwamen in dien tooverspiegel des waters haar voor den geest? Wat voor nikkers keken van onder door het heldere medium haar in de oogen? Kind, wat doet gij! Het is de eerste voetstap, dien gij zet uit uw Eden, uit uwe volstrekte en onbewuste onschuld, uit uw natuurstaat. Helder is toch nog de spiegel, waarin gij kijkt, helder als uw gemoed tot nu was; maar gij hebt de betoovering verbroken, van nu af _moeten_ er wolken overheen gaan, _moet_ die heldere oppervlakte door het slib, dat op den bodem ligt, verduisterd worden. Zooals ik haar bespied had, bracht ik haar snel met eenige trekken op mijn teekenboek, maar nauwelijks snel genoeg of zij zag het plotseling, en trok, met een donkeren blos over hals en wangen, de pas gevlochten haren uiteen, als door een duister instinct gedreven om mij een bewijs te geven van het argelooze harer daad, maar juist daardoor de kleine wereld van haar binnenste openbarend. Ik.--Waar woont gij? Het meisje (bedremmeld).--Wat? Ik.--Waar uw huis is? Ginds--wees zij met den uitgestrekten, arm naar een kleine hut, in de verte nauwelijks van den grond te onderscheiden, en meteen op twee vingers fluitend, bracht zij de geiten naar zich toe, en ging ze met haar langen stok den weg huiswaarts opdrijven. Ik.--Laat mij met u gaan: vertel mij intusschen iets van uw huis: wie zijn daar te huis? Zij (aarzelend en met zeker wantrouwen, omdat ik haar in hare naieve handeling gezien had).--Thuis zijn wij met ons vijven,--de oudste is weg,--ik ben nu de oudste. Ik.--Hebt gij vader en moeder? Zij.--Vader hakt
PREV.   NEXT  
|<   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164  
165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>   >|  



Top keywords:

handeling

 

duister

 

oudste

 

bracht

 

nauwelijks

 

kleine

 
heldere
 

natuurkind

 

wangen

 

bewijs


achteloos
 

gedreven

 

instinct

 

uiteen

 

gevlochten

 

openbarend

 

binnenste

 

wereld

 
daardoor
 

argelooze


bespied

 
omhangen
 

bruingebrande

 

Zooals

 

verduisterd

 
worden
 

eenige

 
trekken
 

plotseling

 

donkeren


meisje

 

teekenboek

 

genoeg

 

rusten

 

aarzelend

 

wantrouwen

 

linksche

 
vertel
 

intusschen

 

naieve


gezien
 
moeder
 

vijven

 
onderscheiden
 
geteekend
 
uitgestrekten
 

meteen

 

huiswaarts

 

opdrijven

 

langen