e ridderlijke geesten als Chastellain en La
Marche bij hun beschrijvingen van de feestelijke Pas d'armes van ridders
en edelen met alle inspanning van hun verbeelding geen enkele maal een
realiteit kunnen schilderen, geven zij hier het scherpst geziene beeld.
Hier komt de ruwe, felle Vlaming, die Chastellain was, onder de
prachtige houppelande van goud en rood granaatpatroon te voorschijn.
Geen bijzonderheid ontgaat hem van de "moult belle serimonie"; hij
beschrijft nauwkeurig het krijt en de banken rondom. De arme
slachtoffers hebben elk hun vechtmeester bij zich. Jacotin als klager
treedt het eerst binnen, blootshoofds met kort geknipt haar en heel
bleek. Hij is geheel genaaid in een kleeding van corduwaanleder uit een
stuk, zonder iets daaronder. Na eenige vrome kniebuigingen en begroeting
van den hertog, die achter een traliewerk gezeten is, wachten de
kampvechters het oogenblik af, zittende in twee met zwart bekleede
stoelen tegenover elkaar. De heeren in het rond maken zacht hun
opmerkingen over de kansen: alles wordt opgemerkt: Mahuot wordt
aschbleek, toen hij het evangelie kust! Dan komen twee knechten en
wrijven de kampvechters van den hals tot de enkels in met vet. Bij
Jacotin trekt het vet terstond in het leer, bij Mahuot niet: wien zou
dat teeken gunstig zijn? De handen worden met asch gewreven; zij nemen
suiker in den mond; dan brengt men hun de knotsen en schilden, waarop
heiligenfiguren staan geschilderd, die zij kussen. Zij dragen de
schilden met de punt omhoog, en hebben in de hand "une bannerolle de
devocion", een strook met een vrome spreuk.
Mahuot, die klein was, begint het gevecht door met de punt van zijn
schild zand te scheppen en het Jacotin in de oogen te werpen. Een
woedend knotsgevecht volgt, het eindigt met den val van Mahuot; de ander
werpt zich boven op hem, en wrijft hem het zand in mond en oogen, maar
Mahuot krijgt een vinger van zijn vijand tusschen zijn tanden. Om zich
te bevrijden drukt deze hem den duim in de oogkassen, en ondanks zijn
geroep om genade draait hij hem de armen naar achteren en springt op den
rug, om hem te breken. Stervende schreeuwt Mahuot vergeefs om te mogen
biechten; dan roept hij: "O monseigneur de Bourgongne, je vous ay si
bien servi en vostre guerre de Gand! O monseigneur, pour Dieu, je vous
prie mercy, sauvez-moy la vie!"... Hier breekt het verhaal van
Chastellain af; er zijn eenige bladen weg; van anderen weten wij, hoe de
halfdoode Mahuot door den beul gehan
|