geen slechter stand dan die van den krijgsman: de zeven
hoofdzonden zijn zijn dagelijksch werk, hebzucht en ijdele roemzucht
zijn het wezen van den krijg.
... "Je vueil mener d'or en avant
Estat moien, c'est mon oppinion,
Guerre laissier et vivre en labourant:
Guerre mener n'est que dampnacion." [342]
Of wel hij verwenscht spottend dengeen, die hem zou willen uitdagen, of
laat zich door zijn dame het duel, dat men hem om haar opdringt,
uitdrukkelijk verbieden. [343] Doch meestal is het het thema der aurea
mediocritas op zich zelf.
"Je ne requier a Dieu fors qu'il me doint
En ce monde lui servir et loer,
Vivre pour moy, cote entiere ou pourpoint,
Aucun cheval pour mon labour porter,
Et que je puisse mon estat gouverner
Moiennement, en grace, sanz envie,
Sanz trop avoir et sanz pain demander,
Car au jour d'ui est la plus seure vie." [344]
Roemzucht en winstbejag brengen niets dan ellende, de arme is tevreden
en gelukkig, en leeft ongestoord en lang:
... "Un ouvrier et uns povres chartons
Va mauvestuz, deschirez et deschaulx
Mais en ouvrant prant en gre ses travaulx
Et liement fait son euvre fenir.
Par nuit dort bien; pour ce uns telz cueurs loiaulx
Voit quatre roys et leur regne fenir." [345]
De gedachte, dat de eenvoudige werker vier koningen overleeft, beviel
den dichter zoo goed, dat hij haar herhaaldelijk te pas bracht. [346]
De uitgever van Deschamps' poezie, Gaston Raynaud, neemt aan, dat al de
gedichten van deze strekking, [347] veelal onder de beste, die Deschamps
maakte, zijn toe te schrijven aan zijn laatsten tijd, toen hij, ontzet
van zijn ambten, verlaten en teleurgesteld, de ijdelheid van het
hofleven zou hebben begrepen. [348] Een inkeer zou het dus zijn. Zou het
niet veeleer een reactie, een moeheidsverschijnsel zijn? De adel zelf,
midden in zijn leven van jagenden hartstocht en overdaad heeft, stel ik
mij voor, deze producten begeerd en genoten van zijn brooddichter, die
een andermaal zijn gaven prostitueerde, om hun grofsten lachlust te
bevredigen.
Omstreeks 1400 is het de kring van vroegste Fransche humanisten,
tendeele samenvallend met de reformpartij der groote concilien, die op
het thema der misprijzing van het hofleven voortwerkt. Pierre d'Ailly
zelf, de groote theoloog en kerkpoliticus, dicht een pendant bij _Franc
Gontier_, het beeld van den tiran in zijn slavenleven vol van vreezen.
[349] Zijn geestverw
|