voorts den wapenkoning met zijn staf van
herauten en poursuivants. Deze laatste groep, meer in het bijzonder
belast met het dienen van het edele ridderspel, draagt symbolische
namen. De wapenkoning zelf heet Toison d'or, zoo Jean Lefevre de Saint
Remy, zoo nog Nicolaas de Hames, bekend van het Verbond der edelen in
1565. De herauten dragen landnamen: Charolais, Zelande. De eerste der
poursuivants heet Fusil, naar den vuurslag in de ordeketen, het embleem
van Philips den Goede. De anderen dragen namen van romantischen klank
als Montreal, of van deugden als Perseverance, of namen ontleend aan de
allegorie van den Roman de la rose, als Humble Requeste, Doulce Pensee,
Leal Poursuite. Bij de groote feesten worden zulke poursuivants plechtig
door een besprenkeling met wijn met die namen gedoopt door den
grootmeester, of wel hij verandert hun namen bij hun verheffing tot
hoogeren rang. [250]
De geloften, die de ridderorde oplegt, zijn slechts een vaste,
collectieve vorm van de persoonlijke ridderlijke gelofte, om een of
ander heldenstuk te volbrengen. Dit is wellicht het punt, waar men de
grondslagen van het ridder-ideaal het best in hun samenhang ziet. Wie
geneigd mocht zijn, het verband van ridderslag, tournooi en ridderorde
met primitieve gebruiken voor een inval te houden, vindt bij de
ridderlijke gelofte het barbaarsche karakter zoo aan de oppervlakte,
dat geen twijfel mogelijk is. Het zijn echte survivals, waarvoor de
parallellen te vinden zijn in het oud-indische _vratam_, in het
Nazireeerschap der Joden, en het meest onmiddellijk wellicht in de
gewoonten der Noormannen uit hun sagentijd.
Hier evenwel is niet het ethnologische vraagstuk aan de orde, maar de
vraag, welke waarde die geloften hadden in het laat-middeleeuwsche
geestesleven zelf. Er zijn drie waarden mogelijk: een godsdienstig-
ethische, een romantisch-erotische en een hoofsch-speelsche. Alle drie
zijn ongescheiden aanwezig; het denkbeeld der gelofte schommelt tusschen
de hoogste levenswijding in dienst van het ernstigste ideaal en den
ijdelsten spot over het kostbare gezelschapsspel, dat met moed en liefde
en staatsbelang zich maar wat vermaakt. Het spel-element overweegt; de
geloften zijn goeddeels opluistering geworden van het hoffeest. Toch
worden zij nog altijd verbonden aan de ernstigste oorlogsondernemingen:
den inval van Eduard III in Frankrijk, het kruistochtplan van Philips
den Goede.
Hier geldt hetzelfde als bij de tournooien: zoo smakeloos
|