en twijfel aan den ernst van al
die fraai opgezette vormen. Waartoe anders steeds weer die uitdrukkelijke
verzekeringen, dat het alles was voor hooge, wijdstrekkende doeleinden?
Philips van Bourgondie, de edele hertog, heeft zijn Toison d'or gesticht,
zegt de rijmer Michault:
"Non point pour jeu ne pour esbatement
Mais a la fin que soit attribuee
Loenge a Dieu trestout premierement
Et aux bons gloire et haulte renommee." [239]
Ook Guillaume Fillastre betoogt in den aanhef van zijn werk over het
Gulden Vlies, de beteekenis daarvan te zullen verklaren, opdat men
bevinde, dat de orde geen ijdelheid is of een zaak van weinig gewicht.
Uw vader, spreekt hij Karel den Stoute toe, "n'a pas, comme dit est, en
vain instituee ycelle ordre." [240]
Het was noodig, die hooge bedoelingen te accentueeren, wilde het Gulden
Vlies die eerste plaats veroveren, die de hoogmoed van Philips begeerde.
Want het stichten van ridderorden was sedert lang een ware mode. Ieder
vorst moest zijn orde hebben, zelfs aanzienlijke edelen bleven niet
achter. Daar is Boucicaut met zijn Ordre de la Dame blanche a l'escu
verd, ter verdediging van de hoofsche minne en van verdrukte vrouwen.
Daar is koning Jan met zijn Chevaliers Nostre Dame de la Noble Maison
(1351), gewoonlijk naar hun insigne de orde van de Ster genoemd. In het
Edele Huis te Saint Ouen bij Saint Denis hadden zij een "table d'oneur",
waaraan bij de plechtigheden moesten plaatsnemen de drie dapperste
prinsen, de drie dapperste baanroedsen (bannerets) en de drie dapperste
ridders (bachelers). Daar is Pierre de Lusignan met de orde van het
Zwaard, die van zijn leden een zuiver leven eischte en hun het zinrijk
symbool omhing van een gouden keten, waarvan de letter S de schakels
vormde, en zij beduidde "silence". Daar was Amadeus van Savoie met de
Annonciade, Louis de Bourbon met het Gouden Schild, Coucy, die een
keizerskroon gehoopt had, met de omgekeerde Kroon, de Beiersche hertogen
van Holland-Henegouwen met hun Antonius-orde, het T-kruis met klokje,
dat op sommige portretten de aandacht trekt. [241]
Eustache Deschamps parodieert die zucht naar ridderorden met een Ordre
des fumeux, een Ordre de la baboue, een Ordre du collier, dat is de
strop. [242]
De oorzaak, dat het Gulden Vlies boven allen opgang heeft gemaakt, is
niet ver te zoeken. Het was de rijkdom der Bourgondiers, die er achter
zat. Misschien droeg er ook de bijzondere praal toe bij, waarmee de orde
was uit
|