halte
en door de dichtheid van het water, een beweging veroorzaken, die
genoegzaam is om het leven van zeesterren te onderhouden."
"Juist," zei de kapitein.
"Ten anderen omdat, als de zuurstof een levensbehoefte is, men weet dat
de in zeewater opgeloste hoeveelheid zuurstof in de diepte toeneemt in
plaats van te verminderen, en dat de grootere waterdruk in de diepte
de samenpersing daarvan in de hand werkt."
"Zoo, weet men dat?" antwoordde de kapitein een weinig
verwonderd. "Welnu, mijnheer de professor, dan weet men het goed, want
het is de waarheid. Ik voeg er nog bij, dat de zwemblaas der visschen
meer stikstof dan zuurstof bevat, wanneer zij aan de oppervlakte
van het water gevangen worden, doch daarentegen meer zuurstof dan
stikstof, als men ze uit grootere diepte ophaalt, wat een bewijs is
voor uw stelling. Maar laten wij ons onderzoek voortzetten."
Ik keek weer op den manometer; deze wees een diepte van zes kilometer
aan; wij waren sedert een uur aan het dalen. De Nautilus daalde
altijd door; het ontvolkte water was bijzonder doorschijnend, en
onbeschrijfelijk helder. Een uur later waren wij dertien kilometer
diep, en nog bemerkten wij niets van den bodem der zee! Toen wij
echter veertien kilometer gedaald waren, begon ik zwarte bergtoppen
te zien, die naar boven staken; maar dat konden wel toppen van bergen
zijn zoo hoog als de Himalaya of de Mont-Blanc, misschien nog hooger,
en dan bleef de diepte van deze afgronden onberekenbaar.
De Nautilus zonk nog lager, niettegenstaande de vreeselijke drukking
die hij onderging. Ik voelde de stalen platen in de voegen trillen;
de steunbouten bogen zich, de geheele romp kraakte; de glazen van
den salon schenen onder dien druk naar binnen te buigen; en het
krachtige vaartuig zou zeker bezweken zijn, als het geen weerstand
had kunnen bieden als een massief blok, zooals de kapitein mij eenmaal
verzekerd had.
Terwijl wij rakelings langs de rotsen voeren, zag ik nog eenige
schelpen en sommige exemplaren van zeesterren. Maar weldra verdwenen
ook deze laatste vertegenwoordigers van het dierlijk leven, en op
grooter diepte dan twaalf kilometer overschreed de Nautilus de grenzen
van het onderzeesche leven, even als een luchtballon, die zich in de
lucht hooger dan de voor het leven geschikte dampkring verheft. Wij
hadden een diepte van zestien kilometer bereikt; de Nautilus onderging
een druk van 1600 atmosferen, dat is te zeggen van 1600 kilogram op
elken vierkanten ce
|