FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63  
64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   >>   >|  
et ge mij zoo strak aan? vroeg zij. Doch hij speelde voort en sperde de oogen open, alsof hij voor heur in bewondering stond. --Zijt gij niet beschaamd, voor een jongen snaak als gij, de vrouwen aldus te bezien? Uilenspiegel bloosde een weinig, speelde voort en bekeek heur nog meer. --Ik heb U gevraagd, hernam zij, of de weg niet veranderd is, die van Damme naar Dudzele leidt? --Weleer was hij groen, thans is hij droef en schraal, sedert hij het geluk mist U te mogen dragen, antwoordde Uilenspiegel. --Wilt ge mij leiden? Maar Uilenspiegel bleef zitten, haar steeds aanziende. En als ze hem zoo snaaksch zag en zoo jong en zoo levendig, vergaf zij hem geerne zijne woorden. Hij stond op om binnen te gaan. --Waar gaat gij? --Mijn beste kleeren aantrekken, antwoordde hij. --Spoed U dan, sprak de edelvrouwe. Toen zette zij zich neer op de bank naast de deur; de bottelier deed zooals zij. Zij wilde tot Nele spreken, maar Nele antwoordde heur niet, want zij was jaloersch. Uilenspiegel kwam terug; hij was schoon gewasschen en had een bombazijnen wambuis aan. Hij zag er flink uit in zijn zondagspak. --Gaat gij toch mee? vroeg Nele hem. --Ik ben dadelijk terug. --Wil ik in uwe plaats gaan? sprak Nele. --Neen, zegde hij, de wegen zijn vol modder. --Waarom, vroeg de dame gestoord en insgelijks jaloersch, waarom, kleine meid, wilt gij hem beletten van mede te gaan? Nele antwoordde heur niet, maar twee dikke tranen welden in heure oogen, en treuriglijk en gramstorig bekeek zij de schoone edel vrouwe. Gevieren begaven zij zich op weg, de dame op hare witte hakkenei met zwart fluweel getuigd; de bottelier met zijn waggelenden buik; Uilenspiegel, die de hakkenij bij den breidel hield, en Bibulus Snuffius, die, met den steert in de lucht, fier naast zijn meester stapte. Geruimen tijd reden en gingen zij aldus voort, maar Uilenspiegel was niet op zijn gemak; stom als een visch snoof hij den fijnen benjoereuk op, die opsteeg uit de kleeren van de dame, en hij bekeek, ter sluip, heur schoon paardentuig, heure zeldzame kleinooden en juweelen, en ook heur zachtaardig uitzicht, heure schitterende oogen, heuren schoonen boezem en heur haar, dat als een gouden helmet in de zonne schitterde. --Waarom zegt gij zoo weinig, vriendje? vroeg zij. Hij antwoordde niet. --'t Ware jammer als gij uwe tong verloren hadt, want 'k had U geerne met een boodschap belast. --Welke? vroeg Uilenspiegel. --Gij
PREV.   NEXT  
|<   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63  
64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

antwoordde

 

bekeek

 

jaloersch

 

kleeren

 

geerne

 

schoon

 

bottelier

 

speelde

 

Waarom


weinig
 

hakkenij

 

gestoord

 
hakkenei
 

fluweel

 

getuigd

 

modder

 

waggelenden

 
insgelijks
 

welden


beletten

 

tranen

 
treuriglijk
 

gramstorig

 

Gevieren

 
begaven
 

waarom

 

vrouwe

 

schoone

 

kleine


gouden
 

helmet

 
schitterde
 
boezem
 

schoonen

 

zachtaardig

 

uitzicht

 

schitterende

 

heuren

 

vriendje


boodschap
 

belast

 

verloren

 

jammer

 
juweelen
 

stapte

 

meester

 

Geruimen

 

Bibulus

 
Snuffius