FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65  
66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   >>   >|  
d is; mijn naam is Klaas en mijn toenaam Uilenspiegel. Als ge U zelf in mijn spiegel wilt aanschouwen, zult gij overtuigd zijn, dat er, gansch Vlaanderenland door, geen schitterender bloem van schoonheid bestaat dan Uwe geurige bekoorlijkheid. De dame bloosde van welbehagen en was geenszins verbolgen. En gedurende die lange afwezigheid weenden Soetkin en Nele bitterlijk. XXVII. Toen Uilenspiegel van Dudzele terugkwam, zag hij Nele, aan den inkoom van de stad, met den rug tegen een hek geleund, en een tros blauwe druiven in de hand. Een voor een at zij de vruchten, die haar verfrischten, maar blijken liet zij dit niet. Integendeel, zij scheen verstoord, want driftig beet zij de druiven van de rist. Zij was weemoedig, en had zulk een droevig en spijtig gezicht, dat Uilenspiegel, vol liefde, medelijden kreeg en, stille achter haar, heur eenen kus in den hals gaf. Maar zij gaf hem een klinkenden kaakslag in de plaats. --Die was raak, zei Uilenspiegel. Zij weende dat de tranen over heure wangen rolden. --Nele, sprak hij, gaat gij nu de fonteinen aan den ingang van de stad stellen? --Loop heen! zegde zij. --Maar ik kan niet heengaan, als gij zoo weent, liefste? --Ik ben geene liefste, sprak Nele, en weenen doe ik niet. --Neen, gij weent niet, maar er komt water uit uwe oogen. --Wilt gij gaan, sprak zij. --Neen! zegde hij. Maar met heure bevende handjes, hield zij heur schort voor 't gezicht; zij beet er de stof van aan stukken, en heure tranen maakten het nat. --Nele, vroeg Uilenspiegel, zeg eens, zal het straks schoon weder zijn? En glimlachend zag hij heur liefderijk aan. --Waarom vraagt ge mij dat? sprak zij. --Omdat het spreekwoord zegt: na regen komt zonneschijn, antwoordde Uilenspiegel. --Ga, sprak zij, ga bij uw schoone dame met haar zijden kleed, die hebt gij genoeg doen lachen. Toen zong Uilenspiegel: Hoor ik mijn lieveken krijschen 't Doet mijn herteken groot verdriet. Honig zoo gij haar lachen hoort, Peerlen zoo gij heur traantjes ziet.... Ei, mijn lieveken laat ik niet!... En ik geef een bottel ten beste Lekkeren Leuvenschen wijn. En ik geef een bottel ten beste Als Nele vroo wil zijn.... --Gemeene man, sprak zij, gij lacht mij dan noch uit! --Nele, sprak Uilenspiegel, ik ben een man, dat is waar, maar gemeen ben ik niet, want onze adellijke familie, eene schepenfamilie, voert drie zilveren pinten in een veld
PREV.   NEXT  
|<   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65  
66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

druiven

 

lieveken

 

lachen

 

tranen

 

liefste

 

bottel

 

gezicht

 

straks

 

glimlachend


spreekwoord
 

Waarom

 

schoon

 
liefderijk
 

vraagt

 

schort

 

weenen

 

bevende

 
handjes
 

maakten


stukken

 

Gemeene

 
Leuvenschen
 

Lekkeren

 

gemeen

 
zilveren
 

pinten

 

schepenfamilie

 

adellijke

 

familie


traantjes
 

Peerlen

 
schoone
 
zijden
 

zonneschijn

 

antwoordde

 

verdriet

 

herteken

 

genoeg

 

krijschen


afwezigheid
 

weenden

 

Soetkin

 

bitterlijk

 
gedurende
 

bloosde

 

welbehagen

 

geenszins

 

verbolgen

 
Dudzele