ij heet "le blanc chevalier", "le chevalier
mesconnu", "le chevalier a la pelerine", of wel hij treedt op als een held
uit den roman en heet zwaanridder, of draagt het wapen van Lancelot,
Tristan of Palamedes. [230]
Meestal wordt over het geval een uiterlijk waas van melancholie
gespreid; la Fontaine des pleurs zegt het al in den naam; de schilden
zijn wit, violet en zwart, alle bezaaid met witte tranen; men raakt ze
aan uit medelijden met de "Dame de pleurs". Bij de Emprise du dragon
komt koning Rene in rouwend zwart (wel mocht hij), om het afscheid van
zijn dochter Margareta, die koningin van Engeland werd. Het paard is
zwart, met een rouwdekkleed, de lans is zwart, het schild is sabel met
zilveren tranen. Ook bij de Arbre Charlemagne zijn de schilden zwart
en violet met gouden en zwarte tranen. [231] Niet altijd echter is het
in den somberen toon gezet: een andermaal houdt de onverzadelijke
schoonheidsvriend koning Rene de Joyeuse garde bij Saumur. Veertig dagen
viert hij feest in het houten kasteel "de la joyeuse garde" met zijn
gemalin en dochter en met Jeanne de Laval, die zijn tweede echtgenoot
zou worden. Voor haar is heimelijk het feest bereid. Het kasteel is
opzettelijk gebouwd, geschilderd en getapisseerd; alles is in rood en
wit. Bij zijn Pas d'armes de la bergere is alles gestoffeerd in
herderstrant, de ridders en dames als herders en herderinnen met staf
en doedelzak, allen in grijs met goud en zilver. [232]
Het groote spel van het schoone leven als droom van edelen moed en trouw
had niet alleen dien vorm van het kampgevecht. Er is een tweede vorm,
even belangrijk: de ridderorde. Al zou het niet gemakkelijk vallen, een
regelrecht verband te bewijzen, het kan voor niemand, die eenigszins
bekend is met de gebruiken van primitieve volken, twijfelachtig zijn,
dat evenzeer de ridderorde als het tournooi en de ridderwijding zelf hun
sterkste wortels hebben in heilige gebruiken van een verren voortijd. De
ridderslag is een ethisch en sociaal uitgewerkte puberteitsritus, het
aanleggen van de wapenen aan den jongen krijger. Het kampspel is als
zoodanig overoud, en eertijds vervuld van heilige beteekenis. De
ridderorde kan niet gescheiden worden van de mannenbonden der wilde
volken.
Dit verband kan hier echter slechts als een onbewezen stelling
vooropgesteld worden; het is hier niet te doen om een ethnologische
hypothese te staven, maar om de ideeenwaarde van het vol-ontwikkelde
ridderwezen voor oogen te breng
|