an zachte verrukkingen
geduizeld, en het alles-etend verlangen hem voelen overstelpen van
altijd met de geliefde saam te zijn? Want zij waren toen nog dikwijls
gescheiden. En toen hij later droomen schiep, schoone verbeeldingen van
liefde, zag hij ze gebeuren aan bergen en aan een meer.
Mme de Warens dacht veel na tot welk beroep haar beschermeling viel op
te leiden. Hij was haar in huis misschien ook wel wat lastig, om de
verhouding met Claude Anet. Zij liet hem examineeren door een kennis, en
de uitspraak luidde, gelijk zij in Geneve geluid had: de knaap is zeer
zwak begaafd, beperkt van geestvermogens. Hoogstens, meende de
ondervrager, kon hij het brengen tot dorpspastoor. Zij sloten hem op in
't seminarie boven de stad; opnieuw geknipt, dorstte hij weer naar de
zoete vrijheid. Hij deed zijn best maar bleek te hardleers. Hij kon niet
leeren van anderen, allerminst door dwang; alles moest hij zelf
verwerken, maar dit wisten zijn meesters natuurlijk niet. Hij werd
weggestuurd en kwam weer thuis. Toen probeerde zij wat anders: deed hem
aan huis bij den kapelmeester van de kathedraal, om voor den koorzang
opgeleid te worden. Zijn vorderingen waren niet heel groot, maar muziek
verrukte hem, hij voelde zich in die atmosfeer volkomen gelukkig en
studeerde ijverig, tot ieders tevredenheid. Nu was hij ook niet
afgesneden van de liefste, zooals in 't seminarie: de zangschool voor de
koorknapen lag tegenover haar huis, hij kon dagelijks met haar verkeeren.
Maar ongelukkig kreeg zijn meester twist met een kanunnik; de prikkelbare
musicus voelde zich beleedigd en besloot Annecy heimelijk te verlaten.
Toen Mme de Warens merkte, dat zij hem niet kon terughouden, was zij hem
behulpzaam bij zijn vlucht en wenschte dat Rousseau den huisvriend zou
vergezellen. Deze gehoorzaamde, maar toen de arme musicus in Lyon op
straat door een aanval van vallende ziekte werd getroffen, krijgt opnieuw
een van die plotselinge opwellingen, waartegen de jongeling niet geleerd
heeft te strijden, macht over hem: hij holt weg, zonder zich verder om den
zieken meester te bekommeren. Als een duif naar zijn nest, vliegt hij naar
Annecy terug, maar Mme de Warens is verdwenen; de eene of andere politieke
intrigue waarnaar Rousseau haar nooit gevraagd heeft, riep haar naar
Parijs. Hij verwijlt nog een poosje in Annecy, zonder bezigheid en zonder
middelen. In dien tijd van doelloos onrustig leven valt hem in den schoot
een dier schaarsche dagen van volkomen goud
|