ordigen
tijd een zaal genoemd worden. Het was zeer ruim en met gepolijst marmer
bevloerd. Kunstige pijlers, in den vorm van Atlasgestalten, droegen de
zoldering, en langs de muren was een met Indisch zijde overtrokken divan
aangebracht. Het meubilair bestond uit tafels en zetels in Egyptischen
stijl. Vijf reusachtige bronzen kronen verspreidden een zee van licht.
Een honderdtal personen is in deze zaal vergaderd. Sommigen zitten bij
de tafels, anderen loopen heen en weder, weder anderen hebben het zich
op den divan gemakkelijk gemaakt. Zij zijn allen jong, sommigen
ternauwernood de kinderschoenen ontwassen.
Dat zij allen Italianen en voor het grootste gedeelte Romeinen zijn
lijdt geen twijfel. Zij spreken zuiver Latijn, en zijn naar Romeinsche
gewoonte gekleed, in tunica's met korte mouwen en korten schoot, welke
kleedij juist geschikt is voor het klimaat van Antiochie en in de
overmatig warme zaal volkomen op hare plaats is. Hier en daar liggen op
den divan toga's en mantels, waaronder met purper omzoomde, achteloos
neergeworpen. Ook ziet men er slapende gasten in gemakkelijke houding
uitgestrekt; of de hitte en de vermoeienis hen zoo hebben aangegrepen,
of dat Bacchus er schuld aan heeft, zullen wij maar niet onderzoeken.
Er wordt druk en luid gepraat, uitbundig gelachen, hartstochtelijk
gespeeld.
Het meerendeel dier jongelieden behoorde tot het militaire gevolg van
den consul en moest hier zijne komst afwachten.
Laat in de nacht trad een nieuw gezelschap de zaal binnen, en begaf
zich, eerst onopgemerkt, naar de middentafel. Men kon hun aanzien dat
zij juist van een slemppartij kwamen. Sommigen konden zich slechts met
moeite op de been houden. De aanvoerder droeg een krans om het hoofd,
ten teeken dat hij de koning van het feest, misschien wel de gastheer
was geweest. De wijn had geen bijzondere uitwerking op hem gehad, of het
moest zijn om zijn mannelijk schoon te verhoogen. Met hooger gekleurde
wangen en stralende oogen stapte hij fier vooruit, ofschoon zijne
houding en de manier, waarop hij de ruime witte toga om de schouders had
geplooid, wel wat theatraal was voor iemand in volkomen nuchteren staat.
Zonder zich om iemand of iets te bekommeren maakte hij voor zich en
zijne makkers plaats, en toen hij eindelijk in het midden der zaal bleef
stilstaan en zijn blik over de spelers liet gaan, keerden zij zich allen
tot hem en begroetten hem met een luiden juichtoon: Ha! Messala! Messala!
De meer verwijder
|