aar dunne lippen tot een lachje. Zij
richtte zich uit de kussens op, gaf de kamenier haar reistaschje over
en stak haar zoon de kleine, dorre hand toe. Nadat hij deze had gekust,
hief zij zijn hoofd omhoog en kuste hem.
"Hebt ge het telegram ontvangen? Gij zijt Goddank gezond!"
"U heeft een goede reis gehad, niet waar?"
Op dat oogenblik trad de dame, die hij het eerst ontmoet had, weer
aan de deur.
"Hebt gij uw broeder niet gevonden?" vroeg mevrouw Wronsky.
Nu viel het Wronsky in, dat zij Anna Karenina zijn moest.
"Uw broeder is hier!" sprak hij. "Neem mij niet kwalijk, dat ik u niet
terstond herkende. Wij hebben elkander vroeger zoo vluchtig ontmoet,
dat u zich mijner ook wel niet meer zal herinneren."
"O neen! Maar ik zou u toch herkend hebben, want uw mama heeft de
geheele reis door over u gesproken. Maar mijn broeder schijnt toch
niet hier te zijn."
"Haal hem toch hier! Alescha," sprak de oude gravin.
Wronsky trad op het perron en riep: "Oblonsky, hier!"
Anna Karenina wachtte echter niet, tot haar broeder bij haar
kwam. Zoodra zij hem gewaar werd, ging zij met vasten tred het perron
op en toen zij hem ontmoette, sloeg zij met buitengewoon vrije en
bekoorlijke beweging haar linker arm om zijn hals, trok hem naar
zich toe en kuste hem hartelijk. Wronsky zag haar onafgewend aan en
wist zelf niet, waarom hij glimlachte. Daar het hem inviel, dat zijn
moeder wachtte, ging hij weer naar den waggon terug.
"Niet waar, zij is bekoorlijk?" zeide de gravin. "Haar echtgenoot
wees haar de plaats naast mij aan en ik verheugde mij daar zeer
over. Wij hebben de geheele reis over gekeuveld. En gij...? Men zegt:
vous filez le parfait amour. Tant mieux, mon cher, tant mieux."
"Ik weet niet, wat u daarmede meent, mama!" antwoordde de zoon
koel. "Zullen wij gaan, mama?"
Anna Karenina trad weer naar den waggon om afscheid van de gravin te
nemen. "Nu gravin! gij hebt uw zoon en ik mijn broeder gevonden! Mijn
geschiedenissen waren nu ook alle ten einde en ik zou u niet meer
hebben kunnen vertellen!"
"Neen, neen!" sprak de gravin, "met u zou ik de heele wereld door
kunnen reizen zonder mij te vervelen. Gij zijt een van die innemende
dames, waarmede het even aangenaam is te spreken als te zwijgen. En
denk nu maar niet te veel aan uw zoon, het is toch onmogelijk altijd
bij elkander te zijn. 'Anna Arkadiewna,' wendde zij zich ophelderend
tot Wronsky, "heeft namelijk een zoon van acht jaar, dien zij nog
nooit heef
|