aast haar zaten Petritzky in neglige
en de ritmeester Kamerowsky in volle uniform.
"Hoera! Wronsky!" riep Petritzky, sprong op en schoof zijn stoel
achteruit; "onze gastheer zelf! Barones geef hem wat koffie uit
de nieuwe kan! Bonjour kameraad! Dat is een verrassing! ik geloof,
dat je over het sieraad van je kamer tevreden zult zijn!" zeide hij,
terwijl hij op de barones wees: "Gij kent elkander toch?"
"Dat zou ik denken," antwoordde Wronsky met vroolijken lach en drukte
de kleine hand der barones--"wij zijn oude vrienden!"
"Gij komt van de reis," zeide de barones; nu ga ik dadelijk heen. Ja,
ik rijd dadelijk weg, als ik stoor."
"Waar u is, is u altijd thuis, barones," antwoordde Wronsky. "Bonjour,
Kamerowsky," zeide hij tot dezen met een koele handdruk.
"Kijk, zoo iets liefs weet gij nooit te zeggen," zeide de barones
tot Petritzky.
"Niet? En waarom niet? Wacht maar eens, na het diner spreek ik ook
niet slechter."
"Ja, na het diner! Ha, ha ha! Dan is het geen verdienste. Nu ik zal
hem uw koffie geven. Ga nu eerst heen om u te wasschen en wat op te
knappen," vermaande de barones, nam haar plaats weer in en draaide
voorzichtig de kraan van de nieuwe koffiekan open. "Pierre, geef
mij de koffiebus," wendde zij zich weer tot Petritzky, dien zij zoo
bij zijn doopnaam noemde, zonder haar intieme betrekking met hem te
verhelen. "Ik zal er nog wat bij doen."
"Dan zult ge hem bederven."
"Dat is niets--ha ha ha!--Nu? en uw vrouw?" riep zij plotseling
het gesprek afbrekend Wronsky toe: "Wij hebben u namelijk hier
uitgehuwelijkt. Hebt ge uw vrouw niet meegebracht?"
"Neen, barones, als Zigeuner ben ik geboren en als Zigeuner zal
ik sterven."
"Des te beter, des te beter, geef mij uw hand."
En terwijl zij die niet weer los liet, begon zij hem met allerlei
grapjes er tusschen door haar nieuwste levensplannen mee te deelen
en vroeg hem om raad.
"Hij wil van geen scheiding weten--wat moet ik nu doen? (_Hij_ was
haar man.) Ik wil nu een proces tegen hem op touw zetten. Wat raadt ge
mij? Kamerowsky, zie toch naar de koffie--ze kookt immers over--gij
ziet dat ik met belangrijker dingen bezig ben.--Ik moet procedeeren,
want ik moet mijn vermogen hebben. Begrijpt gij zulken onzin? Ik zeide
hem met de meeste verachting, dat ik hem ontrouw was--en daarvoor
wil hij nu mijn goederen behouden!"
Wronsky luisterde met genoegen naar het vroolijk gesnap der jonge
vrouw, gaf haar in alles gelijk, deelde haar nu en dan s
|