rgen? Ik moet het je opbiechten," zeide Anna, terwijl zij
gedecideerd achterover in haar stoel leunde en Dolly vast in de oogen
zag, en tot haar genoegen bemerkte deze, dat Anna tot over de ooren
en tot aan de kleine zwarte krullen in den nek rood geworden was:
"Ja," ging Anna voort, "weet ge, waarom Kitty niet is komen eten? Zij
is ijverzuchtig en wel op mij. Ik heb het verkorven.... Ik was de
oorzaak, dat het bal, waarvan zij zich zooveel voorstelde, voor
haar een kwelling werd. Maar waarlijk! stellig! Ik heb geen schuld,
of ten minste maar een beetje...."
"O, daar hebt ge precies gesproken als Stiwa," zeide Dolly lachend.
Anna gevoelde zich een weinig beleedigd: "O neen, neen! Ik ben Stiwa
niet!" ijverde zij en fronste de wenkbrauwen. "Ik vertel het je echter,
omdat ik geen oogenblik over mij zelf in 't onklare wil zijn!" Maar
terwijl zij deze woorden uitsprak, gevoelde zij, dat zij niet juist
waren, want zij twijfelde niet slechts aan zich zelf, maar de gedachte
alleen aan Wronsky wond haar op en zij vertrok alleen vroeger, om
hem niet meer te ontmoeten.
"Ja, Stiwa heeft mij verteld, dat ge met hem den cotillon gedanst
hebt en dat hij...."
"Ja, ge kunt je niet voorstellen hoe vreemd dat is toegegaan. Ik wilde
hem eigenlijk aan een ander koppelen en nu is daar op eenmaal geheel
iets anders ontstaan...." Zij bloosde en hield op.
"Ja, dat bemerkte men terstond!" zeide Dolly.
"Maar ik zou wanhopig zijn, als dat bij hem ernstig gemeend was!" viel
Anna hem in de rede. "En ik ben ook overtuigd, dat alles vergeten
zal worden en Kitty zal ophouden mij te haten."
"Ik moet je zeggen, Anna, dat ik die partij in het geheel niet voor
Kitty wensch, en het is beter, dat het uit is, als hij, Wronsky,
in een dag op u verliefd kon worden."
"Ach hemel, hoe dwaas zou dat zijn!" zeide Anna, en weder steeg een
blos van genoegen naar haar gelaat, toen zij de in woorden uitgesproken
stem van haar geweten hoorde. "Nu vertrek ik, en ik heb mij Kitty,
die ik zoo lief heb, tot vijandin gemaakt. Wat is zij toch lief! Maar
gij zult alles weer in orde brengen, niet waar, Dolly?"
Dolly kon nauwelijks een glimlach onderdrukken; zij hield veel van
Anna. maar het was haar niet onaangenaam te zien, dat zij ook haar
zwakheden had.
"Ik wensch zoozeer, dat gij allen mij zoo lief hebt, als ik u lief
heb," zeide Anna met tranen in de oogen "en zooals ik u nu nog meer
heb lief gekregen.... Ach, hoe dwaas ben ik vandaag!" Zij wischte
ha
|