zij
voor de plotselinge verandering in haar reisplan aan haar schoonzuster
gaf, en zij zeide dit op een toon, alsof haar eensklaps honderd dingen
waren ingevallen, waaraan zij in het geheel niet gedacht had. "Neen,
het is veel beter dat ik vandaag ga."
Stipan Arkadiewitsch kwam niet thuis dineeren, maar had beloofd tegen
zeven uur van zijn zuster afscheid te komen nemen. Ook Kitty was niet
gekomen. Een brief van haar meldde, dat zij aan hoofdpijn leed. Dus
aten Dolly en Anna alleen met de kinderen en de Engelsche gouvernante.
Anna was den geheelen dag met toebereidselen voor de reis bezig;
zij schreef brieven aan haar Moskousche kennissen, noteerde haar
uitgaven en pakte haar goed; het kwam Dolly voor, dat zij innerlijk
zeer onrustig was, een toestand, dien zij door eigen ervaring zeer
goed kende, die iemand wel eens zonder reden overvalt, maar die toch
meestal een ontevredenheid met zichzelf moet bedekken. Na het diner
begaf Anna zich naar haar kamer en Dolly vergezelde haar.
"Wat ben je vandaag vreemd," sprak Dolly.
"Ik? Vind je dat? Ik ben niet vreemd, ik ben slecht. Dit overkomt
mij nu en dan. Ik zou wel willen schreien, maar het gaat wel weer
voorbij!" zeide Anna haastig en boog blozend haar gelaat over
een taschje, waarin zij haar batisten zakdoeken en nachtmutsjes
bewaarde. Haar oogen gloeiden koortsachtig en vulden zich telkens met
tranen. "Evenals ik geen lust had om van Petersburg te vertrekken,
heb ik nu ook tegenzin om van hier te gaan."
"Gij zijt hierheen gekomen, en hebt een goed werk verricht," hernam
Dolly, terwijl zij haar opmerkzaam aanzag.
Anna zag met door tranen bedauwde oogen tot haar op. "Zeg dat niet,
Dolly! Ik heb niets gedaan en heb ook niets kunnen doen. Ik verwonder
mij dikwijls, dat de menschen zich eigenlijk voorgenomen hebben mij
te verwennen. Ik heb niets gedaan en kon ook niets doen. In uw hart
was zooveel liefde, dat ge vergeven kondt."
"God weet, wat er zonder uw komst gebeurd was! Hoe gelukkig zijt gij
toch, Anna! In uw hart is alles goed en helder!"
"Ieder heeft in zijn hart 'skeletons,' zooals de Engelschen zeggen."
"Wat zoudt gij voor 'skeletons' hebben? Bij u is alles helder."
"Och, ik heb er toch ook!" zeide Anna en een schalksch, geheimzinnig
lachje omspeelde na de tranen onverwacht haar mond.
"Nu, dan zijn uw 'skeletons' komiek en niet van somberen aard,"
antwoordde Dolly lachend.
"Neen, zeer somber! Weet ge waarom ik vandaag vertrek in plaats
van mo
|