al meer van
een bepaald standpunt uit logisch te redeneeren.
"Nu, God zij met u," zeide Anna aan de deur van zijn kabinet,
waar reeds een lamp met kap, een glas met water en een gemakkelijke
leunstoel voor hem gereed stonden. "En ik zal intusschen naar Moskou
schrijven." Hij drukte haar de hand en kuste ze.
"Hij is toch een goed man, een waarlijk goed, ja in zijn soort
zelfs veelbeteekenend man," zeide Anna, terwijl zij naar haar kamer
terugkeerde, bij zich zelf, alsof zij hem tegen iemand verdedigen
moest, die hem beschuldigde en beweerde, dat men hem niet kon
beminnen. "Maar waarom staan die ooren hem toch zoo ver van het
hoofd? Zou hij zich het haar ook hebben laten knippen."
Met klokslag twaalf uur, toen Anna nog aan haar schrijftafel zat en
juist haar brief aan Dolly sloot, deden zich gelijkmatige voetstappen
in pantoffels hooren en Alexei Alexandrowitsch naderde haar, gewasschen
en gekamd en met een boek onder den arm.
"Het is tijd, het is tijd," sprak hij met zijn eigenaardig lachje en
ging de slaapkamer binnen.
Terwijl Anna zich ontkleedde, dacht zij aan den blik, waarmede Wronsky
Karenin gemeten had: "Welk recht had hij hem zoo aan te zien?"
Toen zij het slaapvertrek binnen kwam, miste haar gelaat niet slechts
die opgewektheid, die gedurende haar verblijf te Moskou in haar
oogen en haar lachjes had getinteld, maar dit vuur scheen nu geheel
uitgebluscht of ergens diep verscholen te zijn.
XXI.
Bij zijn vertrek van Petersburg had Wronsky zijn ruime woning
op de Moskaya aan zijn vriend en besten kameraad Petritzky
afgestaan. Petritzky was een jong officier van burger afkomst en niet
rijk, met buitengewoon veel schulden, die 's avonds steeds te veel
dronk en wegens allerlei komieke en lichtzinnige affaires telkens naar
de hoofdwacht werd gebracht en toch steeds bij al zijn kameraden en
superieuren bemind was.
Toen Wronsky tegen twaalf uur van het station naar huis reed, zag hij
bij het oprijplein een hem bekend rijtuig. Toen hij had aangescheld,
hoorde hij binnen het lachen en snappen eener vrouwenstem en Petritzky
daarboven uit roepen:
"Als 't een booswicht is, niet binnen laten."
Wronsky beval den knecht hem niet aan te melden en ging zacht de eerste
kamer binnen. Aan de ronde tafel zat barones Schilten, die in haar
lila kleedje met haar blond kopje als een kanarievogel schitterde
en haar Fransch gesnap door de kamer deed schallen, terwijl zij te
gelijk de koffie gereed maakte. N
|