n niet ophielden, den dienst moest verlaten. De
barones verveelde hem ontzettend, vooral omdat zij hem nooit geld
wilde voorschieten; maar er was een andere, hij wilde ze Wronsky
wijzen, een wonder van schoonheid in streng oosterschen stijl,
"in het genre der slavin Rebecca, ge begrijpt me wel!" Ook had hij
gisteren met Berkoscheff twist gehad en deze wilde hem zij secondant
zenden, maar het zou wel met een sisser afloopen. In het algemeen was
echter alles in Petersburg prachtig en heerlijk! Toen begon Petritzky
allerlei interessant en piquant nieuws te verhalen.
Terwijl Wronsky in die hem door driejarig verblijf zoo vertrouwd
geworden woning naar het hem zoo wel bekend gebabbel van Petritzky
luisterde, had hij het aangenaam gevoel weer tot dat van ouds gewone
en zorgelooze Petersburger leven teruggekeerd te zijn en daarbij het
bewustzijn te midden daarvan een nieuw en bekoorlijk doel te hebben.
"Hoe gaat het met Luzulukoff?"
"O, Luzulukoff, dat is een prachtige geschiedenis!" riep Petritzky
uit. "Gij kent Luzulukoffs hartstocht voor bals. Zonder hem is
geen hofbal volmaakt. Onlangs was hij daar ook met zijn nieuwen
helm--gij kent onze nieuwe helmen toch al! Zij zijn zeer mooi, heel
licht. Derhalve hij staat daar--maar luister nu toch!"
"Ik luister immers!" zeide Wronsky, terwijl hij zich met een
wrijfhanddoek afdroogde.
"Daar gaat een grootvorstin met een gezant hem voorbij en zij spreken
tot zijn ongeluk juist over de nieuwe helmen. De grootvorstin wil
den gezant de helmen nauwkeuriger beschrijven en daar ziet ze ons
duifje staan." (Petritzky bootste na, hoe hij daar met zijn helm
stond). "De grootvorstin verzoekt hem haar den helm even te geven--hij
geeft hem echter niet! Wat is dat? Men knipoogt, men zet een donker
gezicht. Geef hier! Hij geeft hem echter niet. Allen staan verstijfd
van schrik.... Kun je u dat voorstellen? Daar wil die ... hoe heet hij
ook weer?... hem den helm ontnemen ... maar hij houdt hem vast. De
ander rukt hem eindelijk los en reikt hem de grootvorstin over. Dit
is nu de nieuwe ... zegt de grootvorstin, keert den helm om en daar
plotseling, verbeeld je! bons! klets! Wat rolt er uit? Peren, appelen,
bonbons, zegge: twee pond bonbons ... dat alles had ons duifje bij
elkaar gepikt en daarin geborgen."
Wronsky berstte bijna van lachen. Nog lang daarna, toen zij over
geheel andere dingen spraken, begon hij, zoodra hij maar aan den helm
dacht, luidkeels te lachen. Nadat hij alle nieuwtj
|