" riep zij uit en kuste haar.
"Dolly, hoezeer verheug ik mij, je te zien."
"Ik verheug mij ook," antwoordde Dolly met een mat lachje en trachtte
op Anna's gelaat te lezen, of deze reeds alles wist. "Het schijnt,
dat zij reeds alles weet!" dacht zij toen zij daar medelijden op
las. "Kom nu, ik zal je naar je kamer brengen," ging zij voort en
deed moeite het gevreesde gesprek zoo lang mogelijk te vermijden.
"Is dat Grischa? Mijn hemel, wat is hij groot geworden!" sprak
Anna. Zij kuste hem en sloot hem in haar armen; daarbij wendde zij
geen oog van Dolly af, bloosde en voegde er bij: "Neen laat ons liever
vooreerst hier blijven!"
Zij legde hoed en doek af.
"En gij straalt van gezondheid en geluk!" zei Dolly bijna spijtig.
"Ik? Ja," antwoordde Anna. "Mijn hemel, Tania! Die is bijna zoo oud
als Serescha!" voegde zij er bij en ging, om haar verlegenheid te
verbergen, het binnentredend meisje eenige schreden te gemoet. "Een
allerliefst kind! Allerliefst! Laat mij nu al uw kinderen zien." Zij
kende ze niet slechts bij hun naam, maar herinnerde zich zelfs het jaar
en de maand hunner geboorte, hun eigenaardigheden en hun ziekten. Dolly
kon niet nalaten dit op prijs te stellen.
"Nu, dan zullen wij naar hen toegaan, 't is jammer, dat Wassja slaapt."
Nadat zij de kinderen opgezocht hadden, begaven zij zich weer naar
het salon om de koffie te gebruiken. Anna nam het blad voor zich,
schoof het weer weg en zeide: "Dolly! hij heeft er mij over gesproken."
Dolly zag Anna met strakke blikken aan. Zij verwachtte deelnemende
gelegenheidsphrasen te hooren, maar Anna hield zich daar niet mee op.
"Dolly, melieve!" sprak zij, "ik wil hem niet voorspreken, want dat
is onmogelijk. Ik heb eenvoudig erg met je te doen, ja heel erg met
je te doen." Achter de dichte wimpers harer glanzige oogen vertoonden
zich plotseling tranen; zij zette zich dicht bij haar zuster en greep
met haar krachtige, kleine hand die van Dolly.
De strakke uitdrukking van Dolly's gelaat veranderde niet. "Het is
niet mogelijk mij te troosten. Na alles, wat is voorgevallen, is er
voor mij geen uitkomst meer."
Doch nauwelijks waren die woorden gesproken, of de stroefheid week
van haar gelaat. Anna hief Dolly's magere hand op, kuste die en sprak:
"Maar Dolly, wat is er aan te doen? Hoe handelt men het best in dezen
treurigen toestand? Daarover moeten wij nadenken!"
"Alles is voorbij! Er is niets meer aan te doen. Maar begrijpt
gij wat het ergste is van
|