rtolkte zijn eerste woord haar onwillekeurig, wat
hij dacht, en hij verheugde er zich over, dat hij het haar gezegd had,
dat zij het wist en er aan denken moest.
Te Petersburg den waggon verlatende, gevoelde hij zich, ondanks den
slapeloozen nacht, frisch en opgewekt als na een koud bad. Hij bleef
bij zijn waggon staan en wachtte tot zij den haren zou verlaten hebben.
"Ik zal haar nog eenmaal zien," dacht hij; "zij zal iets zeggen,
het hoofd omwenden, opzien en misschien glimlachen."
Maar voor hij haar zag, werd hij haar echtgenoot gewaar, die door
den stationschef beleefd door de menigte geleid werd.
"Ja, zoo, haar man!" Voor het eerst werd het Wronsky duidelijk,
dat die man een persoon was, die bij haar behoorde; hij wist dat zij
een echtgenoot had, maar aan diens bestaan had hij tot hiertoe schier
niet gedacht. Dit gebeurde nu eerst, nu hij hem in levenden lijve voor
zich zag, met zijn hoofd, schouders, beenen en zijn zwarte kleeding,
vooral toen hij zag, dat die man haar als zijn eigendom aan den arm
wegvoerde. Hij was als een dorstige, die eindelijk een bron gevonden
heeft, maar daarin een schaap, een hond of een zwijn ontdekt, die
het water troebel heeft gemaakt. Vooral hinderde Wronsky de manier
van gaan van dien man, met die korte, stramme schreden, waarbij hij
telkens de heupen optrok. Maar zij was dezelfde en haar aanblik werkte
als vroeger physisch opwekkend op hem en verschafte hem een zalig
genot. Hij beval zijn Duitschen bediende zijn bagage te bezorgen en weg
te rijden; hij zelf echter naderde Anna. Hij had de eerste begroeting
der echtgenooten gezien en met den scherpen blik van een verliefde de
sporen eener kleine verlegenheid in haar gesprek met haar man bespeurd.
"Neen, zij bemint hem niet, zij kan hem niet beminnen!" was de
gevolgtrekking, die hij maakte.
Terwijl hij hen achterop kwam, bemerkte hij met voldoening, dat
Anna zijn nadering gevoelde; zij zag om en wendde zich, toen zij hem
herkend had, terstond weer tot haar echtgenoot.
"Ik hoop, dat u een goeden nacht gehad heeft!" zeide hij en boog te
gelijk voor beiden, terwijl hij het aan Alexei overliet den groet op
zijn conto te nemen en hem te willen kennen of niet naar zijn believen.
"Ik dank u, zeer goed," antwoordde zij.
Haar gelaat droeg sporen van vermoeidheid; daarop ontbrak die
levendigheid, die zich nu eens in een lach, dan in den glans der
oogen verried; maar eenmaal schoot er toch een straal uit haar
oogen tot hem over
|