ij haar zuster aan; toen zij bemerkte, dat Dolly
zwijgend en treurig het hoofd liet hangen, viel zij lusteloos op den
stoel bij de deur neer en bedekte haar gelaat met den zakdoek. Dit
zwijgen duurde eenige minuten. Dolly dacht aan haar eigen leed. Haar
vernedering, die zij onophoudelijk gevoelde, deed haar nog meer pijn,
toen zij door haar zuster daaraan herinnerd werd. "En zij weet het,
zij gevoelt het bij instinct!" dacht zij. Plotseling hoort zij een
kleed ruischen en zij werd door een paar armen omvat. Kitty lag voor
haar geknield. Zij smeekte niet om vergiffenis, zij fluisterde haar
slechts toe: "Dolinka, ik ben zoo ongelukkig!" En zij verborg het
lieve betraande gelaat in de plooien van Dolly's kleed. De tranen
waren als het ware de noodige olie, zonder welke de machine van
de wederzijdsche uitstorting des harten niet werkte. Na die tranen
spraken de zusters niet meer over wat zij eigenlijk weten wilden. Nu
verstonden zij elkander zonder dat volkomen.
"Ik heb geen verdriet," sprak Kitty nu bedaard, "maar ik weet niet,
of gij het begrijpen kunt: alles staat mij tegen, ik heb een hekel
aan alles, het meest nog aan mij zelf. Gij kunt u niet voorstellen,
welke slechte gedachten ik somtijds heb."
"Welke slechte gedachten zoudt gij kunnen hebben?" vroeg Dolly,
ongeloovig lachend.
"De slechtste, de laagste, zeg ik je. Dat is geen verlangen, geen
verveling, neen, dat is iets veel ergers. 't Is of al het goede,
dat in mij was, zich verborgen heeft en het slechte alleen gebleven
is. Hoe is dat te verklaren?" voegde zij er bij, toen zij verwondering
in de oogen harer zuster las. "Papa sprak zooeven tot mij.... Hij
schijnt te denken, dat ik trouwen moet. Mama brengt mij op een bal,
en ik denk, dat zij het alleen doet om mij zoo spoedig mogelijk uit
te huwelijken en van mij bevrijd te worden. Ik weet, dat het niet waar
is, en toch kan ik die gedachten niet van mij zetten. Die zoogenaamde
huwelijkscandidaten kan ik niet meer aanzien; het komt mij altijd voor,
of zij mij de maat willen nemen. Vroeger trok ik gaarne balkleederen
aan, ik was verrukt over mij zelf, nu vind ik het onaangenaam en
beschamend. En nu al dat andere.... De dokter.... Nu...." Kitty bleef
steken; zij wilde nog meer zeggen; zij wilde zeggen, dat sedert er
voor haar zooveel veranderd was, zij Stipan Arkadiewitsch geheel
onuitstaanbaar vond en zij hem niet kon aanzien zonder zich de meest
stuitende en ongehoorde voorstellingen van hem te maken, "In een
|