tig lachje samenkneep en de groote, matte
oogen op haar vestigde. Een onaangename gewaarwording beklemde haar
het hart, toen zij dien flauwen blik ontmoette, alsof zij verwacht
had hem anders te vinden! maar het meest werd zij getroffen door de
ontevredenheid met zich zelf, die zij bij zijn ontmoeting gevoelde. Het
was een haar onbekende gewaarwording, een gevoel van veinzerij in de
verhouding tot haar echtgenoot.
"Zie nu eens welk een teeder echtgenoot gij hebt--teeder als in het
tweede jaar van ons huwelijk! Hij brandt van verlangen u weer te
zien!" sprak hij met zijn bedachtzame, fijne stem en op den toon,
waarop hij gewoonlijk tot haar sprak, namelijk alsof hij spotte over
iemand, die werkelijk zoo zou spreken.
"Is Serescha gezond?" vroeg zij.
"En dat is nu al het loon voor mijn ijver?" zeide hij. "Gezond,
gezond!" en haar den arm aanbiedende geleidde hij haar naar het
rijtuig.
Ook Wronsky had dien nacht niet getracht te slapen. Hij zat daar, nu
eens recht voor zich uit starend, dan de passagiers opnemende, en hij,
die vroeger reeds door zijn onverstoorbare kalmte de hem onbekenden
geimponeerd had, scheen nu nog trotscher en zelfbewuster. Hij zag op
de menschen als op levenlooze voorwerpen neer. Een jong zenuwachtig
ambtenaar, die tegenover hem zat, begon hem om zijn voorkomen en
houding te haten. Hij vroeg hem eerst om vuur, sprak hem aan, stiet
hem zelfs aan om te toonen dat hij geen ding, maar een mensch was,
doch Wronsky keek hem aan, alsof hij de waggonlamp was en de jonge
man trok gezichten in het bewustzijn, dat hij onder den druk dezer
negeering als mensch van zijn stuk geraakte.
Wronsky zag en hoorde niets. Hij gevoelde zich als een souverein,
niet omdat hij meende op Anna indruk te hebben gemaakt--want daarvan
was hij nog niet ten volle overtuigd--maar omdat de indruk, dien zij
op hem gemaakt had, hem reeds gelukkig deed zijn.
Wat het einde daarvan zou wezen, wist hij niet en daar dacht hij ook
in het geheel niet aan. Hij besefte, dat zich al zijn tot hiertoe
verbrokkelde krachten nu tot een enkele concentreerden en met de
grootste energie naar een begeerlijk doel streefden, en dit maakte hem
gelukkig. Hij was zich slechts bewust tot haar de waarheid gesproken te
hebben, dat hij daar zijn moest, waar zij was, dat haar te zien en haar
te hooren zijn geheel levensdoel en levensgeluk geworden was. Toen hij
bij gindsch station was uitgestegen om een glas selzerwater te drinken
en hij Anna zag, ve
|