mantel gewikkeld het licht van de
lantaarn naast haar verduisterde. Zij wendde zich om en herkende in
hetzelfde oogenblik Wronsky's gelaat. Hij bracht de hand aan de muts,
maakte een buiging en vroeg haar, of zij niets wenschte en of hij
haar niet met iets kon dienen.
Zij zag hem uitvorschend in de oogen en antwoordde niet terstond. Door
de schaduw, die hem bedekte, heen zag zij toch of meende zij althans de
uitdrukking van zijn gelaat te zien; het was weer diezelfde uitdrukking
van eerbiedige verrukking, die gisteren ook zulk een diepen indruk
op haar gemaakt had.--Herhaalde malen in de laatste dagen, maar zoo
even ook nog, had zij bij zich zelf gezegd, dat Wronsky een van die
honderden jonge mannen was, die overal te vinden zijn en aan wie
zij zich zelf nooit zou veroorlooven te denken--en nu, het eerste
oogenblik, dat zij weer met hem samentrof, doortintelde haar een
gevoel van vroolijke blijdschap. Zij behoefde niet te vragen, waarom
hij hier was, zij wist het even zeker, alsof hij het haar gezegd had,
dat het slechts was om daar te zijn, waar zij was.
"Ik wist niet, dat gij ook op reis gingt. Waarom is u dan op
reis?" vroeg zij, en een niet te verbergen vreugde en levendigheid
straalden van haar gelaat.
"Waarom ik op reis ben?" vroeg hij en zag haar vlak in de oogen; "u
weet, dat ik reis om daar te zijn, waar u is. Ik kan niet anders."--Op
dat oogenblik veegde een windvlaag alle sneeuw van den waggon en
rukte aan een losgegane zinken plaat, terwijl de locomotief klagend
zijn schril gefluit deed hooren. De verschrikking van den storm loste
zich nu voor Anna op in een liefelijke melodie. Hij had haar gezegd,
wat haar hart wenschte, maar haar verstand vreesde. Zij antwoordde
niets, maar haar gelaat verried den innerlijken strijd.
"Vergeef mij, indien ik daareven iets gezegd heb, dat u onaangenaam
is," sprak hij deemoedig, beleefd en eerbiedig, maar toch zoo kalm,
dat zij er een oogenblik niets op antwoorden kon.
"Wat gij daar zegt is slecht, en ik smeek u, als gij een weldenkend
mensch zijt, vergeet dan, wat gij gesproken hebt, gelijk ik het ook
vergeten zal," sprak zij eindelijk.
"Niet een uwer woorden, niet een uwer bewegingen zal en kan ik ooit
vergeten.... "
"Genoeg, genoeg!" riep zij uit, terwijl zij te vergeefs haar gelaat,
waarnaar hij vol verlangen opzag, een strenge uitdrukking poogde
te geven.--Zij greep het koude ijzer van de balustrade, steeg de
treden op en ging haastig het voorgedeelte v
|