Gravin Lydia Iwanowna was de huisvriendin der Karenins en het
middelpunt van een dier Petersburger kringen, waarin Anna om haar
mans wil het meest verkeerde.
"Ik heb haar immers geschreven."
"Ja, maar zij moet alles nauwkeurig weten. Als ge niet al te vermoeid
zijt, bezoek haar dan. Nu, Conrad, rijdt ge naar huis; ik moet van
hier dadelijk naar de eindzitting. Nu behoef ik mijn middagmaal
niet meer alleen te gebruiken," ging hij op ernstigen toon voort;
"gij weet niet hoe ge mij verwend hebt...."
En haar met een eigenaardigen glimlach een langen handdruk gevend,
hielp hij haar in de coupe.
XX.
De eerste, die haar thuis te gemoet kwam, was haar zoon. Ondanks
de vermaning zijner gouvernante was hij het bordes opgeloopen, riep
jubelende: "Mama, mama!" en wierp zich om haar hals.
Maar even als haar man, maakte ook haar zoon op haar een
teleurstellenden indruk. Zij had zich hem schooner voorgesteld
dan hij werkelijk was. Maar toch was hij, zooals hij daar stond,
met zijn blonden krulkop, blauwe oogen en gevulde beentjes in de
strak gespannen kousen, een allerliefste jongen. Het was voor Anna
een heerlijk genot hem bij zich te hebben en zijn liefkoozingen te
ontvangen, en zij gevoelde een zedelijke geruststelling, als zij zijn
blik vol liefde en vertrouwen tot haar zag opgeslagen en zijn naive
vragen hoorde. Zij haalde de geschenken te voorschijn, die Dolly's
kinderen hem zonden en vertelde hem, welk een lief klein meisje die
Tania daar in Moskou was, hoe die Tania al kon lezen en haar kleine
broertjes en zusjes hielp bij het leeren.
"Is zij liever dan ik, mama?"
"Voor mij zijt gij het beste en liefste op de wereld."
"Dat wist ik wel," zeide Serescha met een tevreden lachje.
Nauwelijks had Anna haar koffie gedronken, of Lydia Iwanowna werd
reeds aangediend. De gravin was een groote en corpulente vrouw, met
een ongezonde, geelachtige gelaatskleur, maar prachtige, dwepende,
zwarte oogen. Anna hield van haar, maar vandaag was het haar, alsof
zij voor het eerst al haar gebreken bemerkte.
"Nu, melieve? Gij hebt hun dus den olijftak gebracht?" vroeg de gravin,
toen zij nog nauwelijks de kamer was binnen gekomen.
"Alles is voorbij, maar 't was ook alles niet zoo erg als wij dachten,"
antwoordde Anna. "Overigens is mijn belle soeur vast besloten ..."
Maar de gravin, die zich voor al wat haar niet aanging interesseerde,
had de gewoonte naar datgene, wat haar interesseerde, niet te
luisteren, e
|