rlijk! Een van die bals, waarop men zich
altijd amuseert!"
"Zoo, zijn er zulke, waarop men zich altijd amuseert?" vroeg Anna
met vriendelijke spot.
"Het is vreemd, maar het is zoo. Bij de Brobrischeffs is het altijd
heel amusant, by de Nikitins ook, maar bij de Merschkoffs is het
altijd heel vervelend. Hebt gij dat verschil tusschen het eene en
het andere bal ook niet opgemerkt?"
"Neen, meisjelief, voor mij zijn er geen amusante bals meer," sprak
Anna, en Kitty zag weer in haar oogen die bizondere wereld, die voor
haar was gesloten. "Ik onderscheid ze in minder of meer vermoeiende
en vervelende."
"Hoe kunt gij u op een bal vervelen?"
"En waarom zou voor mij een bal niet vervelend zijn kunnen?"
Kitty zag, dat Anna wist, welk antwoord moest volgen: "Omdat gij
altijd de schoonste zijt."
Anna bloosde licht, en deed het ook nu.
"Ten eerste ben ik dat nooit, en ten tweede, wat zou dat dan nog voor
mij uitmaken?"
"Gij gaat toch stellig mede naar dit bal?"
"Ik geloof, dat ik het slecht zal kunnen laten."
"Dat zal mij genoegen doen, ik zou u zoo gaarne op een bal zien."
"Zoo! als ik dan gaan moet, zal ten minste de gedachte, dat ik er u
een genoegen mee doe, mij troosten. Grischa, jongen! trek alsjeblieft
niet zoo aan mijn haar; 't is al genoeg in de war."
"Ik stel mij u op een bal geheel in lila voor."
"Waarom lila?"
"Ja zeker, dat zal u goed staan!"
"Nu, kindertjes, ga nu heen, hoort ge? Miss Gull roept; zij heeft de
thee klaar," sprak Anna, terwijl zij zich van de kinderen losmaakte
en hen naar de eetkamer zond. "En ik weet wel, waarom gij mij zoo
gaarne op dit bal zoudt zien; ik weet, dat gij van dit bal heel wat
verwacht en nu gaarne zoudt zien, dat al je vrienden tegenwoordig
waren om in je geluk te deelen, niet waar?"
"Hoe weet u dat? Ja!"
"Welk een gelukkige tijd voor je!" ging Anna voort. "Ik herinner me
dien ook nog zeer goed; ik heb hem zelf gekend, dien blauwachtigen
bergnevel, die zooveel belooft en zooveel omsluiert en ons omzweeft
in het gelukkigste tijdperk van ons leven, als wij, de kinderschoenen
pas ontwassen, vrij en ongedwongen uit een breeden, vroolijken kring
treden en onze schreden richten naar het enge dal, waarbij het ons
wat beklemd om het hart wordt. Maar 't is overheerlijk, verleidelijk
schoon dat nevelachtig verschiet! Wie heeft dat niet ondervonden?"
"Hoe echter heeft zij dat ondervonden? Hoe gaarne zou ik haar roman
kennen!" dacht Kitty en stelde zich d
|