e de deur uit te gaan.
Maar ik bonsde natuurlijk juist tegen Lady Brandon aan:
--U is toch niet van plan nu al weg te gaan, Mr. Hallward? riep zij.
--Je kent haar schelle stem.
--Ja, ze is in alles een pauw, behalve in schoonheid, zei Lord Henry,
terwijl hij het madeliefje met zijne lange, zenuwachtige vingers aan
stukken trok.
--Ik kon niet van haar afkomen. Zij prezenteerde me aan koninklijke
personen, en be-Starde en be-Kousenbande menschen en oude dames met
reusachtige tiara's en kakatoe-neuzen. Ze sprak over me als over een
intiemen vriend. Ik had haar maar eens ontmoet, maar ze had het er op
gezet me te lanceeren. Ik geloof, dat er toen juist een schilderij van
mij nog al succes had gehad; er was tenminste over geschreven in
couranten van een penny; je weet, het negentiend'eeuwsche boek van
onsterfelijkheid. Op eens kwam ik vlak bij den jongen. Wij stonden
naast elkaar en raakten elkaar bijna aan. Wij keken elkaar in de
oogen. Het was roekeloos van me, maar ik vroeg Lady Brandon mij aan
hem voor te stellen; misschien was het toch niet gewaagd, het was
eenvoudig onvermijdelijk; wij zouden met elkaar gesproken hebben, ook
zonder presentatie, ben ik zeker van. Dorian vertelde mij dat later;
voelde ook, dat wij voorbestemd waren elkaar te kennen.
--En hoe beschreef Lady Brandon dat jonge wonder-mensch? Ik weet, dat
zij gaarne van al haar gasten een vlug doopceel licht. Ik herinner me,
dat ze me bracht naar een woesten, ouden meneer met een rood gezicht
en heelemaal behangen met plaques en lintjes en siste toen, met een
tragisch gefluister, dat volmaakt hoorbaar voor de geheele zaal moet
geweest zijn, de verwonderlijkste details in het oor. Ik ging er van
door: ik hou er van zelve mijn menschen uit te vinden, maar Lady
Brandon behandelt haar gasten als een afslager zijn waren behandelt.
Zij pluist ze of heelemaal uit, of vertelt alles van ze, behalve dat
wat men juist van ze zou willen weten.
--Arme Lady Brandon. Je bent hard voor haar, Harry, zei Hallward
lusteloos.
--Mijn beste jongen, ze probeert een salon te houden en houdt alleen
een restauratie: hoe kan ik haar bewonderen? Maar zeg nu, wat zei ze
van Mr. Dorian Gray?
--O, zoo iets van: lieve jongen; zijn arme beste moeder en ik waren
onafscheidelijk; ik ben heelemaal vergeten wat hij uitvoert; ik ben
bang, dat hij niets doet. O ja, hij speelt piano, of is het viool,
beste Mr. Gray? Wij moesten allebei lachen, en werden dadelijk
vrienden.
--L
|