n den linkerhoek van het doek.
Lord Henry stond op en bezag de schilderij. Het was zeker een
wondervol stuk van kunst, wondervol van gelijkenis.
--Kerel! ik feliciteer je van harte! sprak hij. Het is het mooiste
moderne portret, dat ik tot nu zag. Komt eens hier, Mr. Gray, en
bekijk uzelven.
De jongen schrikte op, als uit een droom.
--Is het waarlijk klaar? murmelde hij, van de estrade stappend.
--Geheel en al! zei de schilder. En je hebt vandaag uitstekend
gezeten, dat moet ik zeggen.
--Dat heb je aan mij te danken, viel Lord Henry daarop in. Niet waar,
Mr. Gray?
Dorian antwoordde niet en langzaam, zonder belangstelling, ging hij
voor het portret staan. Toen ging hij een paar passen terug en een
rood van plezier kwam over zijne wangen. Glans van vreugde kwam in
zijne oogen, als zag hij zich voor het eerst. Hij stond daar stil en
verwonderd, zich flauwtjes bewust, dat Hallward tot hem sprak, maar de
beteekenis zijner woorden niet vattend. Het wezen zijner schoonheid
kwam over hem als eene openbaring. Nooit te voren was dat zoo geweest.
Basil Hallwards complimenten hadden hem steeds toegeschenen als de
lieve overdrijvingen van hun vriendschapsgevoel. Hij had ze
aangehoord, over ze gelachen en ze weer vergeten. Zij hadden niets op
hem uitgewerkt. Toen was Lord Henry gekomen met zijne vreemde
panegyrie over jeugd; dit had hem een oogenblik getroffen en nu,
terwijl hij stond te kijken naar de afschaduwing van zijn eigen mooi,
nu flitste de waarheid door hem heen. Ja er zou een dag komen, dat
zijn gezicht oud en gerimpeld zou zijn, zijn oog dof en zonder kleur,
de gratie van zijn lichaam gebogen en misvormd. Het rood zou van zijn
lippen verbleeken, het goud uit zijn haar verdwijnen. Het leven, dat
zijne ziel was, zou zijn lichaam slijten. Hij zou leelijk worden,
afschuwelijk onsmakelijk. De gedachte hieraan doorstak hem als met de
pijn van een mes en deed iedere zenuw van zijn delicaat wezen
sidderen. Zijn oogen diep-blauwden tot amethyst en er kwam een waas
van vocht over. Het scheen of eene ijzige hand op zijn hart was
gelegd.
--Vindt je het niet mooi? riep Hallward, een beetje geprikkeld, door
het stilzwijgen van den jongen, dien hij niet begreep.
--Natuurlijk vind hij het mooi, zei Lord Henry. Wie zou het niet mooi
vinden?! Het is een van de mooiste, knapste dingen in moderne kunst.
Ik geef je alles wat je er voor vraagt, ik moet het hebben.
--Het is niet van mij, Henry.
--Van wien dan?
--Van
|