er naar.
--Ik ben overtuigd, dat ik het begrijpen zal, sprak hij, en hij bleef
aandachtig het goud-en wit-stralige zonnetje in zijne hand bezien; en
wat gelooven aangaat, ik kan alles gelooven, als het maar heel
ongelooflijk is.
De wind schudde wat bloesems van de boomen af, en de zware
seringentakken, vol trossen van sterretjes wiegelden heen en weer in
de zwoele lucht. Een sprinkhaan tjirpte bij den muur, en als een
blauwe draad vloog eene lange, dunne libel voorbij op bruinig gazen
vleugels. Lord Henry meende Basil Hallwards hart te hooren kloppen;
hij was nieuwsgierig wat er komen zou.
--Het is eenvoudig dit, zei de schilder na een oogenblik. Twee maanden
geleden ging ik naar een receptie bij Lady Brandon. Je weet, wij arme
artisten moeten ons van tijd tot tijd in gezelschap vertoonen om het
publiek te herinneren, dat wij geen wilden zijn. Met een rok en een
witte das, heb jij eens gezegd, kan iedereen, zelfs een aannemer, zich
de reputatie maken een man van de wereld te zijn.
Nu, toen ik tien minuten binnen was, en gepraat had met dikke,
opgekleede douairieres en vervelende Academisten voelde ik in eens,
dat iemand naar mij keek. Ik draaide mij half om en zag Dorian Gray,
voor de eerste maal. Toen onze oogen elkaar ontmoetten, voelde ik, dat
ik bleek werd. Een curieus gevoel van angst kwam over me. Ik wist, dat
ik stond tegenover iemand, wiens persoonlijkheid alleen al zoo een
charme was, dat, als ik mij niet tegen ze verzette, mijn geheele
natuur, mijn ziel, mijn kunst zelfs zich in ze zou oplossen. Ik wilde
geen invloed van buiten op mijn leven. Je weet, Harry, hoe
onafhankelijk ik van natuur ben. Ik ben altijd mijn eigen baas
geweest; ten minste: tot ik Dorian Gray ontmoette. Toen--maar ik weet
niet hoe het je uit te leggen. Iets zei mij, dat ik stond op de grens
van een geweldige crizis in mijn leven. Ik had een vreemd voorgevoel,
dat het Noodlot bizondere genietingen en bizonder verdriet voor mij
klaar hield. Ik werd bang en wou de kamer uitgaan. Het was niet mijn
geweten, dat mij hiertoe dwong, het was een soort lafheid. Het was een
onwillekeurige aandrang om te vluchten.
--Geweten en lafheid is heusch precies het zelfde, Basil. Geweten is
maar de naam, die de firma in den handel aanneemt. Dat is het eenige
verschil.
--Daar geloof ik niets van, Harry, en jij ook niet. In ieder geval,
wat er mij ook toe dwong--misschien een soort trots, want ik was
vroeger heel trotsch--dit is zeker: ik probeerd
|