Gray stapte op de verhevenheid met het gezicht van een jongen
Griekschen martelaar en trok een moue van verveling tegen Lord Henry,
tot wien hij zich, in eens, getrokken voelde. Lord Henry was zoo heel
anders dan Basil; zij waren een aardig contrast. En hij had zoo een
aangename stem. Na eenige oogenblikken:
--Heeft u waarlijk zoo een slechten invloed, Lord Henry, zooals Basil
beweert?
--Er bestaan geen goede invloeden, Mr. Gray. Iedere invloed is
immoreel, immoreel uit een psychologisch oogpunt.
--Waarom?
--Omdat, zoodra men iemand influenceert, men dien persoon iets van
zijn eigen ziel geeft. Hij denkt niet meer zijn eigen gedachten, hij
voelt niet meer zijn eigen passies. Zijn deugden zijn niet de zijne.
Zijn zonden, als er zoo iets bestaat, zijn geleend. Hij wordt de echo
van een anders muziek, de acteur van een rol, die niet voor hem
geschreven werd. Het levensdoel is zelfontwikkeling, zooveel mogelijk
zichzelve te zijn; daarvoor bestaat men. Tegenwoordig zijn de menschen
bang voor zichzelven. Zij hebben den hoogsten plicht vergeten, den
plicht jegens zichzelven. O ja, zij zijn barmhartig genoeg. Zij voeden
de hongerigen en kleeden de bedelaars. Maar hun eigen zielen
verhongeren en zijn naakt. Er is geen moed meer in ons geslacht.
Misschien hebben we dien ook nooit gehad. Vrees voor de menschen; de
bazis van alle moraliteit; vrees voor God: het geheim van den
godsdienst--zijn de twee dingen, die ons regeeren. En toch ...
--Draai je hoofd een beetje meer naar rechts Dorian, zei de schilder,
verdiept in zijn werk, zich slechts bewust, dat over Dorian's gelaat
eene uitdrukking kwam, die hij daar nooit te voren gezien had.
--En toch--ging Lord Henry voort met zijne zachte stem vol muziek, en
met die bevallige wuiving van hand, die zoo karakteristiek in hem was,
al van Eton af--toch geloof ik, dat als iemand eens zijn leven geheel
en volkomen wou leven, als hij oor gaf aan ieder gevoel, uiting aan
iedere gedachte, werkelijkheid aan iederen droom--de wereld een
frissche wind van genot over zich zou voelen waaien en wij al onze
middeneeuwsche ziekelijkheden zouden vergeten om terug te keeren tot
het Helleensche ideaal of ... misschien tot iets mooiers, rijkers, dan
het Helleensche ideaal. Maar de moedigste van ons is bang voor
zichzelven. Het aan banden leggen van den wilde in ons wordt ons
tragisch door een zelfontzegging, die het leven verbittert. Wij worden
gestraft voor onze zelfmartelingen. Iedere impuls
|