achen is volstrekt geen kwaad begin voor vriendschap en het is
zeker het beste einde er voor, zei de jonge lord, terwijl hij een
andere madelief plukte, Hallward schudde het hoofd.
--Je weet niet wat vriendschap is, Harry, of wat vijandschap is. Je
houdt van iedereen, ik meen je houdt van niemand.
--Wat ben je verschrikkelijk onrechtvaardig, zei Lord Henry. Hij zette
zijn hoed achterover en keek naar de wolkjes, die als uiteengerafelde
strengen glanzend witte zijde dreven door het gewelfde turkoois van de
zomerlucht.--Ja, verschrikkelijk onrechtvaardig. Ik maak een groot
verschil tusschen menschen: ik kies mijn vrienden voor hun mooie
gezichten, mijn kennissen voor hun goede karakters en mijn vijanden
voor hun goede hersenen. Men kan niet te moeielijk zijn in de keuze
van zijn vijanden. Ik heb er geen een, die dom is; zij zijn allen
mannen van ontwikkeling en bijgevolg apprecieeren ze me allemaal.
Is dat heel ijdel van me? Ik geloof wel, dat het dat nog al is ...
--Dat geloof ik ook Harry, maar, naar je verdeeling, schijn ik dus
maar een kennis te zijn.
--Mijn beste oude jongen, je bent veel meer dan een kennis.
--En minder dan een vriend; een soort broer, denk ik.
--O broers, ik geef niets om broers; mijn oudste broer wil niet dood
gaan, en mijn jongere broers doen niet anders.
--Harry! riep Hallward met een frons uit.
--Mijn beste jongen, ik spreek niet heelemaal in ernst, maar ik kan
het niet helpen, dat ik een hekel heb aan mijn familie. Ik denk, dat
het komt omdat we niemand uit kunnen staan, die onze zelfde fouten
heeft. Ik voel volkomen sympathie voor de woede van de Engelsche
demokraten tegen wat ze de ondeugden van de hoogere klassen noemen.
Het volk voelt, dat dronkenschap, stomheid en onzedelijkheid hun eigen
privaat bezit behooren te zijn en dat, als iemand van ons zich
vergooit, hij zich op hun terrein waagt. Toen die arme Southwark voor
het Hof van Echtscheiding kwam, waren zij prachtig verontwaardigd, en
toch geloof ik, dat geen tien percent van het proletariaat netjes
leeft.
--Ik ben het in geen woord met je eens, Harry, en buitendien jijzelf
ook niet.
Lord Henry streek over zijn bruine puntbaardje en tikte aan de punt
van zijn verlakte laars met zijn ebbenhouten stokje met kwasten.
--Wat ben je door en door Engelsch, Basil! Het is de tweede maal, dat
je die opmerking maakt. Als je een idee meedeelt aan een goed
Engelschman, en dat is al een onvoorzichtig ding!--dan komt het niet
|