goed
in zit. Hij is nog niet meerderjarig. Hij heet Selby, dat weet ik. Dat
vertelde hij mij. En ... was zijn moeder zoo mooi?
--Margaret was een van de mooiste vrouwen, die ik ooit gezien heb,
Harry. Wat haar ooit bezield heeft zoo iets te doen, begrijp ik nog
niet. Zij kon iedereen gehad hebben, die zij wou. Carlington was gek
op haar. Maar, ze was zoo romantisch uitgevallen. Trouwens, dat waren
al de vrouwen uit die familie. De mannen waren niet veel bizonders,
maar de vrouwen waren prachtig. Carlington is voor haar op zijn knieen
geweest. Hij heeft het me zelf verteld. Ze lachte hem uit, en daar was
geen meisje in Londen, dat niet op hem vlaste. A propos, Harry, over
malle huwelijken gesproken, wat is dat toch voor een praatje van je
vader, dat Dartmoor met een Amerikaansch meisje wil trouwen. Zijn de
Engelsche meisjes niet goed genoeg voor hem?
--Het is mode tegenwoordig Amerikaansche meisjes te trouwen, oom
George.
--Ik hou het op de Engelsche vrouwen, Harry, donderde Lord Fermor en
sloeg met de vuist op de tafel.
--De Amerikaansche zijn toch het meest gewild.
--Ze houden niet lang vol, hoor ik, mompelde zijn oom.
--Een lang engagement sloopt ze wel af, maar in een steeplechase zijn
ze van staal. Ze doen de dingen vliegend. Ik geloof niet, dat Dartmoor
er nog af zal kunnen.
--Ziet ze er aardig uit?
--Ze doet of ze heel mooi is. Dat doen de meeste Amerikaansche
vrouwen. Het is het geheim van haar charme.
--Waarom kunnen die Amerikaansche vrouwen niet in hun eigen land
blijven? Ze zeggen altijd, dat het daar het Paradijs voor vrouwen is.
--Dat is zoo. Maar dat is ook de reden, waarom ze, evenals Eva, er zoo
vreeselijk graag uit willen, zei Lord Henry. Adieu, oom. Ik kom te
laat voor de lunch als ik langer blijf. Dank voor de inlichtingen. Ik
weet graag _alles_ van mijn nieuwe vrienden, en liefst niets van mijn
oude.
--Waar ga je lunchen, Harry?
--Bij tante Agatha. Ik heb er mezelven geinviteerd, met Mr. Gray. Hij
is haar laatste protege.
--Hm, zeg aan je tante Agatha, Harry, dat ze me niet meer komt zaniken
met haar weldadigheidsinschrijvingen. Ik ben er wee van. Wel, het
goede mensch denkt, dat ik niets te doen heb dan wissels in te vullen
voor haar bevliegingen.
--All right, oom, ik zal het haar zeggen, maar het zal niet geven.
Filanthropische menschen verliezen alle idee van menschelijkheid. Dat
is hun grootste karaktertrek.
De oude heer bromde goedkeurend en belde voor de kne
|