k, dien ik ooit zag, stond in de entree met een
gemeene sigaar in den mond. Hij had vettige lokken, en een kolossale
diamant schitterde in het midden van zijn vuil hemd.
--Een loge, meneer? riep hij, toen hij mij zag en hij nam zijn hoed af
met een vertoon van pompeuze nederigheid.
Er was iets in hem, Harry, dat mij amuzeerde. Hij was zoo leelijk. Je
zal mij uitlachen, denk ik, maar ik ging er in en betaalde niet minder
dan een pond voor de loge. Tot op het huidige oogenblik weet ik niet,
waarom ik zoo deed, en toch, als ik het niet gedaan had, mijn beste
Harry, zou ik den interessantsten roman van mijn leven gemist
hebben.--Ik zie wel, dat je me uitlacht. Het is niet aardig van je.
--Ik lach volstrekt niet, Dorian, tenminste niet om jou. Maar je moet
niet zeggen: de interessantste roman van je leven; je moet zeggen: de
eerste roman van je leven. Ze zullen altijd van je houden en jij zal
altijd verliefd zijn, om verliefd te zijn. Een grande passion is het
privilege van menschen, die niets te doen hebben. Dat is de eenige
bezigheid voor werkeloozen. Wees niet bang, daar is nog een heele boel
moois voor je weggelegd. Dit is alleen het begin.
--Denk je, dat ik zoo klein voel? riep Dorian boos.
--Neen, ik geloof juist, dat je diep voelt.
--Hoe meen je dat?
--Beste jongen, menschen die maar eens in hun leven liefhebben, zijn
in werkelijkheid klein voelend. Wat zij hun loyaliteit en hun
getrouwheid noemen, noem ik of luiheid van gewoonte of gemis aan
verbeelding. Getrouwheid is voor het gevoelsleven, wat conservatisme
is voor het verstandsleven; niets dan de bekentenis van onmacht.
Trouw, dat moet ik toch eens analyzeeren ... De passie voor het bezit
is er in. Er zijn veel dingen, die we zouden weggooien als we niet
bang waren, dat anderen ze zouden oprapen. Maar laat me je niet
storen, ga voort met je verhaal.
--Nu, daar zat ik dan in een klein leelijk logetje met een gemeen
gordijn voor mij. Ik zag van achteren het gordijntje uit en keek door
de zaal. Het was een kling-klang-boel, niets dan engeltjes en horens
van overvloed, als een bruiloftskaart van de derde soort. De galerij
en de pit waren zoo goed als vol, maar de twee rijen vuile stalles
waren heelemaal leeg, en er was nauwlijks iemand in wat de dresscircle
moest verbeelden. Vrouwen gingen rond met china's-appelen en
gemberbier en door de geheele zaal werden noten geknabbeld.
--Het moet iets geweest zijn als in de gulden dagen van het Britsche
dram
|