enste ruiten van het huis tegenover gesmeed
in vurig goud. De dakpannen glansden als platen gloeiend metaal. De
lucht daarboven was als eene verwelkte roos. Hij dacht aan het jonge
leven, vlammend rood, van zijn vriend, en vroeg zich af wat het einde
zou zijn ...
Toen hij over half twaalf thuis kwam, lag een telegram op de tafel in
de gang. Hij opende het en zag, dat het van Dorian Gray was. Hij
meldde, dat hij geengageerd was met Sybil Vane.
V.
--Moeder, moeder, ik ben zoo gelukkig, fluisterde het meisje, het
gelaat verbergend in den schoot van de verlepte, afgetakelde vrouw,
die, met haar rug gekeerd naar het schelle, binnen dringen de licht,
zat in den lagen fauteuil van hun vuil morsig zitkamertje.
--Ik ben zoo gelukkig, herhaalde zij; en nu moet u ook gelukkig zijn.
Mrs. Vane ontstelde en legde hare magere bismuth-witte handen op het
hoofd van haar dochter.
--Gelukkig! riep zij; ik ben alleen gelukkig, Sybil, als ik jou zie
spelen. Je moet aan niets denken dan aan het spelen. Mr. Isaacs is
heel goed voor ons geweest en wij zijn hem geld schuldig.
Het meisje zag op en trok een pruilend gezichtje.
--Geld, moeder! riep ze; wat kan dat geld nu schelen! Liefde is toch
meer dan geld?
--Mr. Isaacs heeft ons vijftig pond voorgeschoten om onze schulden af
te betalen en een uitzet voor James te koopen. Dat moet je niet
vergeten, Sybil; Mr. Isaacs is heel goed voor ons geweest.
--Hij is volstrekt geen heer, moeder, en ik haat zijn manier van tegen
me te spreken, antwoordde het meisje, terwijl zij opstond en voor het
raam ging kijken.
--Ik weet niet hoe we zonder hem zouden kunnen doen, antwoordde de
oude vrouw, tobberig.
Sybil Vane schudde het hoofd en lachte.
--Wij hebben hem niet meer noodig, moeder. Een tooverprins maakt nu
ons leven voor ons!
Toen hield zij stil. Gloed trilde in haar bloed en overschaduwde haar
wang. Snelle ademhaling opende de bloembladen harer lippen. Zij
trilden. Een zuidewind van passie woei als door haar heen, en beroerde
de dunne plooien van haar kleed.
--Ik heb hem lief! sprak ze eenvoudig.
--Dwaas kind! Dwaas kind! was het papegaaien-antwoord.--Het schudden
van kromgetrokken, met valsche juweelen versierde vingers, maakte de
woorden nog grotesker.
Het meisje lachte weer. Het gejubel van een getralied vogeltje was in
hare stem. Hare oogen namen de melodie in zich op, en juichten mee in
hun geglans; toen sloten zij zich even als om hun geheim te verber
|