van weten. Er bestonden ziekten, zoo vreemd, dat men ze
moest doorgemaakt hebben, wilde men hun karakter kennen. En toch, hoe
groot de belooning! Hoe vreemd het geheele samenstel van de wereld!
Welk een genot de vreemd-harde logica van het passieleven tegen het
emotievolle kleurrijke leven van het verstand. Op te merken, waar ze
elkaar ontmoeten en waar ze zich scheiden, waar ze samen smelten en
waarin zij verschil vormen! Wie vroeg naar den prijs? Men kon immers
eene sensatie nooit te duur betalen.
Hij was zich bewust--en de gedachte bracht glans van genoegen in zijne
bruine agaten oogen: het was door woorden van hem,--woorden van muziek
met eene stem van muziek geuit,--dat Dorians ziel zich getrokken
voelde tot die vrouw vol blanke reinheid en zich voor haar boog in
aanbidding. De jongen was voor een groot gedeelte zijne eigen
schepping. Hij had hem vroeg rijp gemaakt. Dat was reeds iets. Gewone
menschen wachten tot het leven zijne geheimen aan hen openbaart, maar
enkelen, den uitverkorenen, worden de mysteries van het leven
geopenbaard, nog voor de sluier is weggetrokken. Soms was dit het
effect der kunst, en vooral van literatuur, die onmiddellijk werkt op
passies en intellect. Maar nu en dan nam eene gecompliceerde
persoonlijkheid de plaats in en deed het werk van de kunst, was in
zijn genre een waar kunstvoorwerp, want het leven zelve ook heeft
zijne elaborate meesterstukken, evenals poezie, plastiek of
schilderkunst.
Ja, de jongen was vroeg rijp. Hij haalde zijn oogst al binnen, terwijl
het nog lente was. Het leven en de hartstocht der jeugd sliepen nog in
hem, maar hij werd zichzelven al bewust. Het was heerlijk hem gade te
slaan. Met zijn mooi gezicht en zijne mooie ziel, was hij wel iets om
te bewonderen. Het deed er niet toe hoe dit alles eindigen zou, hoe
het voorbestemd was te eindigen. Hij was als een van die gracieuze
figuren in een marionettenspel of in eene feerie, wier genoegens ver
van ons staan, maar wier smarten ons schoonheidsgevoel roeren, en wier
wonden zijn als roode rozen.--Ziel en lichaam, lichaam en ziel, hoe
mysterievol waren zij. Daar was dierlijkheid in de ziel en het lichaam
had zijne oogenblikken van spiritualiteit. De zinnen konden zich
verfijnen en het intellect kon verbeestelijken. Wie kon zeggen waar
het impulsie van het vleesch eindigde, waar de impulsie van de ziel
begon? Hoe kleingeestig waren de tegenstrijdige beschrijvingen van
psychologen. En toch, hoe moeilijk was het te
|