Dorian natuurlijk! antwoordde de schilder.
--Hij is wel af!
--Hoe vreeselijk! murmelde Dorian Gray, starend op het portret. Hoe
vreeselijk! Ik zal oud, leelijk, afzichtelijk worden. Maar dit portret
zal altijd jong blijven. Het zal nooit ouder zijn, dan zooals het nu
is, op dezen dag, in Juni ... O, was het maar omgekeerd! Was _ik_ het
maar die altijd jong bleef, en werd het portret maar ouder! Daarvoor
... daarvoor! zou ik alles geven.
--Daar zou jij dan toch wel tegen zijn, Basil! riep Lord Henry
lachend. Het zou niet erg flatteus zijn voor je werk.
--Daar zou ik zeer zeker op tegen hebben, Henry, zei Hallward.
Dorian Gray wendde zich om en zag hem aan.
--Ja, dat geloof ik ook, Basil. Je hebt je kunst meer lief dan je
vrienden. Voor jou ben ik niet meer dan een bronzen beeld. Niet eens
zooveel misschien.
De schilder zag hem met verbazing aan. Het was niets voor Dorian zoo
te spreken. Wat was er gebeurd? Hij scheen zeer boos, zijne wangen
gloeiden.
--Ja, ging hij voort. Voor jou ben ik nog minder dan die ivoren Hermes
of die zilveren Faun. Van die dingen zal je altijd blijven houden. Hoe
lang van mij? Tot ik mijn eersten rimpel heb, zeker! Ik weet nu, dat
als je leelijk wordt, je daarmee ook alles en alles verliest. Je
schilderij leerde me dat. Lord Henry Wotton heeft volkomen gelijk.
Jeugd is alles. Als ik merk, dat ik oud word ... maak ik me van kant.
Hallward werd bleek en pakte zijne hand.
--Dorian! Dorian! riep hij; spreek zoo niet. Ik had nooit een vriend
zooals jij, en nooit zal ik een ander zoo hebben. Je bent toch niet
jaloersch van dingen van materie, jij, die mooier bent dan wat ook!
--Ik ben jaloersch van alles wat mooi is en mooi blijft, altijd mooi
blijft. Ik ben jaloersch van dat portret, dat je van mij gemaakt hebt.
Waarom zal dat altijd behouden, wat ik verliezen moet! Ieder moment,
dat voorbij gaat, neemt iets van mij weg, en geeft het aan dat
portret. O, was het dan toch omgekeerd! Veranderde dat portret maar,
en bleef ik altijd, die ik nu ben! Waarom heb je het geschilderd? Eens
zal het mij bespotten, verschrikkelijk bespotten!
Heete tranen kwamen in zijne oogen; hij trok zijne hand weg, gooide
zich op den divan, verborg het gezicht in de kussens, als bad hij.
--Dat is jouw werk, Harry, zei de schilder bitter.
Lord Henry haalde de schouders op.
--Het is de ware Dorian Gray, dat is alles.
--Dat is het niet.
--Als het niet zoo is, wat heb ik er mee te maken?
-
|