af; hij at meestal in
zijn club. Hij bemoeide zich een beetje met de exploitatie zijner
kolenmijnen in het Graafschap Midland en waschte zich schoon van de
smet dezer industrie met de bewering, dat het eenige voordeel van het
bezit van kolen was, dat men met fatsoen hout kon branden in zijn
eigen huis. In de politiek was hij een Tory, behalve wanneer de Tories
de bovenhand hadden, want dan maakte hij ze kalm uit voor een hoop
Radicalen. Hij was een held voor zijn knecht, die hem op den kop zat,
en een schrik voor de meeste zijner familieleden, die hij weer op zijn
beurt op den kop zat. Alleen Engeland kon hem hebben voortgebracht, en
toch, hij beweerde altijd, dat Engeland op de flesch ging. Zijne
principes waren van voor den zondvloed, maar er was veel te zeggen
voor zijn vooroordeelen.
Toen Lord Henry de kamer binnen kwam, vond hij zijn oom, in een dik
jachtbuis, met een cigarette, brommende over de Times.
--Zoo Harry, sprak de oude heer, wat kom jij zoo vroeg doen? Ik dacht,
dat jullie dandies nooit opstonden voor tweeen en niet zichtbaar waren
voor vijven.
--Pure familie-affectie, dat verzeker ik u, oom George. Ik moet wat
van u hebben.
--Geld natuurlijk, zei Lord Fermor met een leelijk gezicht. Nu, ga
zitten en vertel de kwestie. Tegenwoordige jongelui denken, dat geld
alles is.
--Ja, antwoordde Lord Henry, de bloem in zijn knoopsgat wat vaster
zettend; en als ze ouder worden, dan weten ze het zeker. Maar ik kom
niet om geld. Alleen menschen, die hun rekeningen betalen, hebben dat
noodig. Krediet is het kapitaal van een jongeren zoon en je leeft er
heel goed van. Buitendien ben ik altijd bij de leveranciers van
Dartmoor en die laten me met rust. Wat ik noodig heb is informatie:
geen nuttige natuurlijk, informatie zonder nut.
--Nu, ik kan je alles vertellen wat er staat in een Engelsch
Blue-Book, hoewel de lui tegenwoordig een hoop nonsens schrijven. Toen
ik bij de diplomatie was, was het veel beter. Maar ik hoor, dat ze ze
tegenwoordig examens laten doen. Wat kan je daar dan ook van
verwachten. Examens, meneer, zijn niets dan humbug van het begin tot
het eind. Is iemand een heer, dan weet hij meer dan genoeg, en is hij
het niet, dan is alles wat hij ook weet of kent, slecht voor hem.
--Mr. Dorian Gray behoort niet tot de Blue-Books, oom George? vroeg
Lord Henry kwijnend.
--Mr. Dorian Gray? Wie is dat? vroeg Lord Fermor, zijn zware witte
wenkbrauwen fronsend.
--Dat kom ik juist van u hooren, oo
|