uurlijk. Den eersten keer, toen ik in dat theater was, kwam
die afschuwelijke oude jood na afloop van de voorstelling bij me en
offreerde me, mij achter de schermen te brengen en aan haar voor te
stellen. Ik was woedend op hem en antwoordde, dat Juliet al eeuwen
dood was en dat haar lijk in een marmeren graf in Verona lag. Ik
geloof, te oordeelen naar zijn blik vol stomme verbazing, dat hij
dacht, dat ik te veel champagne had gedronken.
--Dat verwondert me niets.
--Toen vroeg hij mij of ik voor een van de couranten schreef. Ik zei
hem, dat ik er nooit een las. Toen scheen hij erg teleurgesteld en
vertelde me, dat al de critici tegen hem samenspanden, en dat hij ze
allen zou moeten omkoopen.
--Dat zou me niets verwonderen. Maar aan den anderen kant geloof ik,
dat ze niet heel duur zijn.
--Nu, ze schenen hem te duur te zijn, lachte Dorian. Maar in dien
tusschentijd waren de lichten in de zaal uitgedraaid en ik moest weg.
Hij wou mij een paar sigaren laten probeeren, die hij erg
recommandeerde. Ik bedankte. Den volgenden dag was ik natuurlijk weer
op dezelfde plaats. Toen hij mij zag, boog hij heel diep en verzekerde
me, dat ik een machtig beschermer van de kunst was. Hij was een
brutale kerel, maar hij had een passie voor Shakespeare. Hij heeft me
verteld, met een soort van trots, dat zijn vijf bankroeten het gevolg
waren van zijne admiratie voor den "Bard", zooals hij hem noemde. Hij
scheen dat een heele distinctie te vinden.
--Het is een distinctie, mijn beste Dorian, een heele distinctie. De
meesten gaan bankroet, omdat ze te veel hebben gezet op het proza van
het leven. Je te ruineeren door poezie is een eer. Maar wanneer sprak
je Miss Sybil Vane voor het eerst?
--Den derden avond. Ze had Rosalind gespeeld. Ik kon niet nalaten
achter de schermen te gaan. Ik had haar bloemen toegegooid, en zij had
me aangezien: tenminste,--dat verbeeldde ik me. De oude jood drong
weer aan. Hij scheen besloten mij bij haar te brengen, ik gaf dus toe.
Vindt je het niet curieus, dat ik in het geheel niet verlangde haar te
kennen?
--Neen, dat vind ik niet.
--Maar Harry, waarom?
--Dat zal ik je wel eens later vertellen. Nu wou ik graag alles van
het meisje hooren.
--Sybil? O ze was erg verlegen en heel lief. Ze heeft iets zeer
kinderlijks. Haar oogen vergrootten zich in een zalige verwondering,
toen ik haar zei wat ik van haar spel dacht, en ze scheen geheel
onbewust van haar talent. Ik geloof, dat we beiden nogal ze
|