tooverachtigs en romantisch. Nu was alles op
kilometers in het rond afgehakt en neergehaald. De prachtige
eeuwenoude dreven van beuken, eiken of olmen waren als in eene
reusachtige orkaan omgekomen en verdwenen. De stompels staken
uit ten allen kant, soms breed en rond als tafels en maakten het land
tot een gruwzame wildernis. Men kon zien van het eene fort naar het
andere. Zij schenen in de verte lijk kleine heuvels boven de effen vlakte,
waar de puinhoopen lagen der afgebroken huizen en nog hier en daar
een gebouw te smeulen stond of te branden en er een ander, in een
wolk van stof en vuur, door dynamiet in de lucht vloog.
Overal in de vroeger rustig-schoone velden, in de verwoeste
bosschen en tuinen, waar eens lachende villa's stonden en
weelderige kasteelen, waren loopgrachten gegraven en, over
groote uitgestrektheden, pindraad-versperringen aangelegd. Er
werd verteld van heele velden die ondermijnd waren, van lege
tonnen met latjes en aarde gedekt waarin de aanvallers onverhoeds
moesten neertuimelen. De wegen waren afgesloten door hooge
wagens of dwarsgelegde boomen of takken en in ons vrij land kon
men nergens meer door, zonder het wachtwoord te kennen of
speciale papieren op zak te dragen. Overal dregen de schildwachten
met gevelde bajonet.
Hoe meer de tijd vorderde zoo grooter werd het verlangen naar den
buiten, naar de open natuur. Het was de vrije wereld naast de
steeds strengere beknelling der belegerde vesting. Op een zondag
wilde ik nog eens met mijn huisgenooten naar ons landgoed te
Cappellenbosch. Maar 't was lastig en ongewoon. Wij moesten
onze plaats-bewijzen vragen aan 't winket tusschen twee
gendarmen. Een speciale pas met den zegel van den krijgs-
gouverneur was noodig om weg te mogen. De treinen reden maar
tot Cappellen, wij moesten een uur te voet naar Cappellenbosch.
Het was een ellendige tocht door het oorlogsvernielingswerk. Door
de boomenweelde van een wijdsch en duister park was een spoor
aangelegd en een locomotief stond zwart en ontzaglijk, onder de
kruinen van reuze-beuken waardoor ruw een weg was gebaand. De
prachtige eiken-dreef, van Capellen tot aan het kruispunt van het
spoor op Holland, lag plat met al de bosschen en hoven links en
rechts van de baan. Over 50 jaar zou de jammer van den oorlog
nog in deze streek gevoeld worden. Want huizen kunnen nog na
korten tijd herbouwd, maar boomen behoeven meer dan een
menschenleven om boom te zijn in hunne volle pracht. Niet alleen
het
|