Aan de Schelde zag het Noorder-wandelterras steeds zwart van
volk dat te kijken stond naar den duitschen transatlantieker
"Gneisenau", die in een militair hospitaal was herschapen. Men kon
er de herstellende soldaten op ligstoelen uitgestrekt zien met wit-
omwonden kwetsuren. Een telefoondraad ging van de boot over het
terras om met de stad in verbinding te blijven. Maar hoe rampzalig
was het uitzicht van den stroom! Heel die grootsche bocht
kaaimuren, van Austruweel tot Hoboken, lag leeg van schepen. Al
de kranen waren met hunne eenbaarlijke armen stadwaarts
gekeerd en de kettingen wiegelden doelloos op den wind in de ijlte.
Van de vlotbrug, aan den voet van het oude grijze Steen, vertrok
een houten brug-op-schuiten naar den vlaamschen oever. Wij
hadden er, den 5den September, aanzienlijke afdeelingen ruiterij
zien overtrekken met een sleep van kanonnen, om Dendermonde
op de Duitschers te heroveren en de verbindingslijn tusschen
Antwerpen en de kust vrij te houden.
Verder, stroomopwaarts, langsheen de kaai waar de Red
Star booten komen aanleggen, was, onder de hangars, het
automobielpark van het leger ingericht. Er stonden daar honderden
auto 's van alle slag, meest particuliere rijtuigen, die werden
opgeeischt en thans, in grijze kleur geschilderd, de twee groot-
zichtbare letters droegen S.M.. Wie van ver of nabij met het leger in
betrekking stond kon daar gemakkelijk een pracht-rijtuig
bemachtigen met de noodige bons voor naphta-bussen en banden
die er tot hooge stapels waren bijeen gebracht. Ik zag er eens, te
midden van een zwarten drom nieuwsgierige gapers een onzer
geblindeerde auto 's staan. Het was een ronde stalen koepel op vier
wielen en door een schietgat stak de mond van een klein kanon.
Deze motorwagens waren de schrik der Duitschers en het was
geweten dat de Prins de Lagne met Graaf de Villermont op zoo een
auto waren omgekomen bij eene stoutmoedige verkenning rond
Herenthals.
Elken morgen zag ik langs mijne ramen eene ontelbare kudde
ossen en koeien voorbij komen die verder door de Leemstraat
tot buiten de poorten in de veeparken werden gedreven, tot
voorraadstapels voor het leger en de bevolking. De straat was er
telkens letterlijk van vol. Zij sprongen tot op de stoepen tot grooten
angst der toeziende winkelvrouwen en de drijvers hadden het druk
om hunne kudde voort te helpen wanneer soms een bronstig beest
te midden der straat een koe besprong en zijn hoorns hoog tegen
de huisgevels of de gli
|