ion was het de drukte van burgerwachten, bezig met
vluchtelingen, aankomende gekwetsten, uitgedreven vreemdelingen,
aangehouden verspieders, vertrekkende soldaten en ambulanciers.
Op de Meir bleef het volk staan kijken naar de auto's die wachtten
voor het Ministerie van Oorlog, dat in de stadsfeestzaal gevestigd
was. Het uitgaan van een staf-officier was een gebeurtenis en op
zijn gelaat werd nagespeurd of er geen teekens van wel of
tegenslag te beletten vielen. Het voorbij rijden der ambulance-auto's
bracht woeling onder de menschen die aan 't rennen gingen om bij
tijds voor 't hospitaal van Sint Jan Berchmans college te staan en
de gekwetsten te zien uitdragen. Groepen bleven staan lezen aan
de menigvuldige witte zwart-gedrukte plakkaten die af en toe op
bevel van den krijgs-gouverneur in de stad werden aangeplakt met
voorschriften aangaande het vreemdelingen-verblijf, met
verordeningen over het licht, het sluiten der taveernen, het sterke-
drank-verbod of met afbeeldingen van geallieerde vliegtuigen of
luchtschepen of uniformen der verbonden legers.
De meest-lachende verschijningen in de stad waren wel onze
boyscouts of padvinders. Men zag ze overal die kinderen van niet
meer dan 14 jaar met hunne groote sombrero's, hunne groene
manteltjes en de groene kousen omgeslagen onder de bloote witte
knieen. Zij hadden hun hoofdkwartier op de Yzeren Waag achter
het beeld van Theodoor van Rijswijck. Van daaruit werden zij
afgevaardigd bij de ministeries, in de gasthuizen en droegen
aanhoudend boodschappen naar alle hoeken van de stad en op
den buiten.
De terrassen der cafe's zaten vol officieren, krijgsdokters,
apothekers en brancardiers die vrijaf hadden; vol burgers ook die
zenuwachtig de gebeurtenissen discuteerden. Eene nieuwe vlucht
van lichtekooien, door het leger aangetrokken, was in de straten
neergestreken. De gazetleurders holden als hardloopers aan de
menigte voorbij. Het was hun verboden nog namen van kranten of
oorlogsnieuws te roepen, maar het werd als een wedren om eene
bepaalde wijk te bereiken en 't was nauwelijks dat ge ze in hunne
vlucht een krant vermocht af te koopen. Waanzinnig bolden door de
stad de militaire auto's met officieren en bedienden. Huilend en
gillend gingen de trompen. Geen politie-wetten op de snelheid
waren langer nog van tel. Als bolieden vlogen de wagens over de
lanen en door de drukst bewandelde wijken alsof er telkens het heil
van 't land of 't behoud des konings van afhing.
|