r, moeder, die waren
zoo ver en konden hem niet meer helpen in dezen nood.
De krijgsauditeur had ons belast nauwkeurig onderzoek te doen ter
plaatse en werden zijne vermoedens door de getuigenissen
bevestigd dan zou de verdachte morgen voor den kop worden
geschoten. Wij reden met onze auto naar Puers: de substituut, een
commandant-assesseur en ik als griffier. Wij waren alle in uniform
en gewapend, de chauffeur had zijn geweer, want zoo dicht bij den
vijand moesten wij op mogelijke hinderlagen berekend zijn.
Wij trokken den Rupel over, langs een houten brug, door de genie
daar geslagen. Op den anderen oever zagen wij, over eene
onafzienbare lengte, den sleep van amunitie-wagens en kanonnen
van het aftrekkend belgisch leger dat te Sempst, Weerde en
Eppeghem gevochten had.
In het vlakke landschap langs de rivier scheen het als een schilderij
uit den tijd van Napoleon: De kanonniers op hunne schuddende
stukken droegen zwarte colback's met koper-belegde stormbanden
en roode koorden. Een skadron lanciers kwam aangereden, blauw
en geel met hoog-opgestoken lansen en waaiende penoenen. Hoog
op hunne paarden zaten gendarmen met de monumentale beremutsen
der grenadiers van de oude garde. Ginder in de verte schetterden
de wijnroode broeken en groene tunieken van gidsen.
Het viel mij toen op dat ons leger misschien nog het eenige was ter
wereld waar de oorlog de heroische beteekenis behouden had van
schoone gevechten in schitterende uniformen naast het aardkleurige
en machinale van den duitschen krijg.
Op 24 Augustus had onze generale staf bericht gekregen van
geweldige gevechten die tusschen het fransch-engelsche leger en
de Duitschers op de Samber en in de richting van Mons geleverd
werden. Het scheen het gunstig oogenblik om een uitval te wagen
tegen het duitsch observatieleger dat voor Antwerpen lag. Die uitval
geschiedde op 25 en 26 Oogst. De Belgen heroverden Hofstade en
de bosschen van Schiplaeken alsook Sempst, Weerde en Eppeghem.
Doch, na afloop der veldslagen aan de Samber, kon deze aanval
niet meer worden voortgezet en nu zagen wij de troepen die er aan
deel namen terug in het versterkte kamp komen. Wij geraakten met
moeite door het getrappel der paarden, het gehots der wielen, tot in Puers.
Wij zetelden op het vredegerecht en lieten daar de getuigen voor
ons verschijnen. Ik bedacht dat de woorden die ik ging opteekenen
over het leven van een mensch zouden beslissen. Indische
spreuken kwamen mij te binnen:
|