j
plukten fruit in den groenselhof, heele korven appelen en perzikken.
Wij herinnerden ons hoe die boomen gebloeid hadden, wit en rozig
in de laatste lente, schooner dan jaren voorheen, in die lente die
nog niet wist van dezen gruwelijken najaarstijd. En de vruchten
waren zoo prachtig zoo ontelbaar dit laatste overvloedsjaar dat de
vele jaren van armoede en ellenden zou voorafgaan.
Wij aten den noen in het licht-groen geschilderde kamertje naast de
keuken, bij het open raam. Er stonden nog bloemen op de tafel. Wij
dronken koffie en rookten onze cigaren. Wij liepen in den namiddag
nog een laatsten keer door die smalle kronkelende wegen, vol
ritselende mastspelden, door de wegen die wij met ons eigen
handen door het bosch hadden aangelegd met hunne schoon-
buigende lijnen om de aardigste plekken en de mooiste boomen te
ontmoeten. Het was de laatste wandeling die wij er zouden doen.
Wij hadden groote pakken bij, als wij terug naar de stad trokken.
Een mensch wil altijd alles redden en meedragen wat bij zijn leven
zoo lang reeds behoort. Op een wandeling te voet van ons huis tot
Cappellen waren dat lastige "impedimenta", maar wij schrikten er
niet voor terug en elk droeg gaarne zijn last. De trein die uit
Cappellen vertrok, moest stoppen bij de vesten, aan eene halte,
speciaal daarvoor aangelegd. Soldaten sprongen met de bajonet op
het geweer in de compartimenten en onderzochten papieren en
pakken der reizigers. Het was voor mij eene echt-russische
impressie.
VII-De Zeppelin
De dagen van geweld en verschrikking moesten nog komen.
Worden ze niet dikwijls voorafgegaan van een schijnbare rust, als
ware het om ons de tegenstelling des te bitterder te doen voelen.
Zoo was het althans voor mij.
Dien zondag 23 Augustus was een rustige dag geweest. Ik was in
mijn werkkamer gaan zitten na het avondeten. Ik vernam van uit de
keuken hoe mijn huisgenooten luidop hun avondgebed lazen. Kort
daarna hoorde ik hunne voeten door den gang en over den
marmeren trap naar boven sleffen. Ik las de Histoire de Belgique
van Pirenne. In den huidigen landsnood scheen het nog 't best ons
te verdiepen in 't geen wij vroeger geweest waren. Ik voelde ons
land verzwakken en als in stervensgevaar en ik gaf mij de illuzie het
uur onzer dood te vertragen door een terugkeer naar het verleden.
Maar ik voelde de rust van ons groot slapend huis weldra op mij
wegen als een levende aanwezigheid. Het ging niet meer om te
lezen en ik zag st
|