k gevaar waar toch niets meer
tegen te doen valt? Was het een onbewust vertrouwen dat ons uur
nog niet gekomen was?
Ik dacht aan die zielesterkte waar Marcus Aurelius van gewaagt, die
onbewogenheid der ziel die zich voegt naar hare lotsbestemming en
naar de omstandigheden waar zij geen meesterschap meer over
heeft. Sterven op dat oogenblik, zoo scheen het mij, had toch niets
bitters meer indien het zoo beschikt was.
De Taube ging aan 't stijgen, buiten 't bereik onzer kanonnen en
verdween weldra als een onbeduidend stipje in het wit-blauw der
hemeldiepten. De kanonnen zwegen.
Bommen waren te Berchem gevallen en hadden een vrouw en een
kind gedood. De vijandelijke vliegenier had ook strooibiljetten
uitgesmeten waar op te lezen stond dat de bevolking van
Antwerpen bedrogen werd en de val der stad aanstaande was. Dat
nieuws werd door de bladen met spotternij vermeld. Onze forten
zouden bewijzen of Antwerpen stand hield ja of neen.
XVIII-Een Nare Dag
Zaterdag, 3 october, is wel voor mij de meest nare dag geweest van
het beleg van Antwerpen.
Het gerucht liep, in den morgen, dat de regeering en de vreemde
gezanten gingen vertrekken naar Oostende en al de hospitalen
moesten worden ontruimd. Dat viel te verwachten, het einde was
nabij, maar hoe droef die harde zekerheden te ondervinden!
Ik ontving het bezoek van een vrijwilliger-kanonnier, uit het fort van
Wijneghem, die met verlof in stad was. Hij vertelde mij uit zekere
bron vernomen te hebben dat de tegenaanvallen die ons leger
waagde op de Nethe, vruchteloos gebleven waren en aan ons volk
verschrikkelijke verliezen hadden gekost. De stille kempische rivier
lag vol lijken en vloeide rood van bloed. Het fort van Dorpsveld was
in de lucht gesprongen met zijn bevelvoerder en laatste
verdedigers. Te Koningshoyckt was een munitie-magazijn ontploft
en het fort onbruikbaar geworden. Tallaert lag vernield, Lier werd
verlaten en ons leger was nu bepaald heelemaal achter de Nethe
teruggeweken. "Onze forten zijn van karton" zoo voer mijn
zegsman voort, met een bitteren lach van spijt en radeloosheid om
de lippen, "van karton, zeg ik je, tegen die monsterkanonnen waar
Brialmont nooit op gerekend had. Het is de eeuwige strijd tusschen
het pantser en de bom en de bom moest onvermijdelijk overwinnen.
Indien je geen duitsche pinhelmen als overwinnaars over enkele
dagen in je straat wil ontmoeten, dan raad ik je stellig aan zoo haast
mogelijk te vertrekken. De val v
|