il-mijmerend mijn kamer rond. Het elektrische licht
viel, gedempt, van uit den dof-kristallen bol aan de licht-gele
zoldering. Ik zag de wijn-roode gordijnen toegeschoven, in breede,
alle gerucht-smoorende plooien, hangen voor de ramen. De rood-
mahonie-houten meubels en bibliotheken droegen hier en daar gele
glimmende licht-vegen. Op het donker-groene behangselpapier der
wanden hingen mijne kunstplaten, teekeningen en schilderijtjes
in hunne stemmige kaders. Nevens de deur blonk mijne oud-
grieksche icone als een massieve gouden plaat. Ik keek naar de
mooi-gebonden ruggen mijner boeken in groen, bruin, blauw rood
leder of wit pergament met hier en daar wat dof verguldsel. Ik moest
opstaan om ze te gaan betasten tot op de hoogste planken met
mijn bleekwordende vingers. Ik begon te snuisteren in mijn
bibliotheek en ontdekte boeken die ik sinds lang vergeten was en
die mij weer aantrokken om het genot dat ik er vroeger aan
beleefde. Moe van staan en lezen wilde ik weer gaan zitten. Mijn
oogen vielen toe. Het zou maar best zijn te gaan slapen. Ik
droomde dien nacht en zag in mijn huis een samenkomst van alle
rassen, een verwarde vergadering van Chinezen en Kozakken, van
Turken en Hindoes, van negers en blanken... Uit de duizeling
waarin ik verkeerde schoot ik plotseling als met een schok wakker.
Ik hoorde een groot gerommel als van donder en dacht aan een
onweder. Maar weer daverde een geweldige slag. De oorlog kwam
terug voor mijn geest. De stad werd zeker onverwacht beschoten.
Ik ging zien aan het venster maar eene ontzettende ontploffing
kraakte zoo nabij in de stad dat de ruiten rammelden en ik
werktuiglijk achteruitsprong voor 't geweld. Ik kleedde mij aan en
liep naar de kamer mijner ouders. Mijn zuster kwam ook uit haar
deur daarover in haar witte nacht-japon. Ik zag bij het aarzelende
licht van een nachtpitje, vader en moeder overeind zitten, te midden
der wit-grauwe frommeling der beddelakens. Hunne bleeke en door
den slaap nog verouderde en doorrimpelde gezichten keken
verdwaasd en verschrikt.
--"Het is de beschieting!"
--"Het zijn misschien maar signalen of proefschoten."
--"Laat ons bidden" zei iemand en ik hoorde paternoster-beiers
tegen elkaar rollen in een hand.
Ik liep naar boven om uit de hoogste vensters over de stad te zien.
Ik hoorde toen heel duidelijk het geronk van schroeven, hoog ievers
in de lucht, maar zag niets. Het werd mij duidelijk nu dat het een
Zeppelin was.
Herhaaldelijk dav
|